Verbintenissenrecht – Stolte/Schiphoff ECLI:NL:HR:1977:AC1877
Datum: 11 maart 1977
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Verbintenissenrecht
Wetsartikelen: 3:33 en 3:35 BW
Casus
Scholte verkocht een negenjarige ruin, een paardenhengst waar de teelballen operatief van verwijderd zijn, voor 7600 gulden aan Schiphoff onder de garantie dat deze ruin ‘goed, eerlijk, braaf en vrij van enig kwaad’ is. Schiphoff had in opdracht van Lörsch, een Duitse paardenhandelaar, gehandeld. Nadat de ruin is geleverd aan Lörsch, onderzoeken twee dierenartsen het beest. De ruin blijkt een ‘kribbebijter’ met opgereden lendenen te zijn. Schiphoff vordert ontbinding van de koopovereenkomst en eist vergoeding van de schade van Scholte. Scholte verweert zich door te stellen dat niet Schiphoff, maar Lörsch de koper van de ruin is. Bovendien stelt hij dat door de levering aan Lörsch, deze eigenaar van de ruin is geworden. Schiphoff heeft nooit schade kunnen lijden volgens Scholte, omdat Schiphoff nooit de koper is geweest.
Rechtsvraag
Kan Schiphoff de koopovereenkomst ontbinden en schadevergoeding van Scholte eisen?
Hoge Raad
Het vereiste ‘in naam van’ moet niet formeel en letterlijk opgevat worden. Het gaat er in dit geval om dat de tussenpersoon, de gevolmachtigde, in hoedanigheid heeft gehandeld. De beoordeling van de vraag of er in naam van de principaal is gehandeld, gebeurt op basis van de omstandigheden van het geval. Het is voornamelijk van belang wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en hetgeen zij op basis van die verklaringen en gedragingen hebben begrepen en van elkaar mochten begrijpen. Op grond daarvan kan worden afgeleid dat de Hoge Raad zich houdt aan de maatstaven van artikel 3:33 en 3:35 BW, ofwel het vertrouwensbeginsel speelt bij de beoordeling een rol.
De Hoge Raad gaf in dit arrest drie rechtsregels:
• Ten eerste dat een contractspartij die ten behoeve van een opdrachtgever een overeenkomst sluit, ten behoeve van die opdrachtgever de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten geldend kan maken.
• Ten tweede dat tot de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten met name de vordering tot vergoeding van de schade, als gevolg van de ontbinding aan de zijde van de partij jegens wie de wanprestatie is gepleegd, behoort.
• Ten derde dat de schade waarvan de vergoeding wordt gevorderd niet de schade hoeft te zijn die de contractspartij in zijn eigen vermogen lijdt, maar ook de schade die de opdrachtgever lijdt. De aanspraak op schadevergoeding behoort economisch tot het vermogen van de opdrachtgever, het recht tot geldend maken van deze aanspraak komt echter toe aan de tussenpersoon.
Schiphoff kan derhalve de koopovereenkomst ontbinden en schadevergoeding van Scholte eisen.
Rechtsregel
Iemand die in eigen naam, maar ten behoeve van een opdrachtgever een overeenkomst sluit, kan in beginsel ook in eigen naam ten behoeve van die opdrachtgever de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten uitoefenen.