Verbintenissenrecht – Hartman/Bakker ECLI:NL:HR:1998:ZC2734
Datum: 9 oktober 1998
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Verbintenissenrecht
Wetsartikelen: 3:35, 3:36 en 3:61 BW
Casus
In dit arrest werd door een werknemer een overeenkomst getekend met betrekking tot het afvoeren van vervuilde grond. De werknemer had hiervoor geen volmacht getekend, waardoor de principaal niet gebonden was aan de overeenkomst. De andere partij beweerde dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een toereikende volmacht was verleend.
Rechtsvraag
Is er schijn van vertegenwoordiging gewekt?
Hof
Het hof heeft, na te hebben vastgesteld dat de werknemer geen wettelijk of statutair bevoegd vertegenwoordiger van de werkgever was en dat er dus ook geen sprake was van een volmacht, de vraag onderzocht of de laatste op grond van het beginsel dat ten grondslag ligt aan artikel 3:35, 3:36 en 3:61 BW – waarmee het hof kennelijk het oog heeft op het beginsel van opgewekt vertrouwen – niettemin aan de overeenkomst is gebonden. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het hof heeft hierbij in de eerste plaats in aanmerking genomen dat de werknemer op de bouwplaats mede tot functie had het op uitvoeringsniveau leidinggeven aan de werkzaamheden en dat dit zich ook uitstrekte tot werkzaamheden door anderen dan werknemers van werkgever.
Kennelijk heeft het hof geoordeeld dat het transportbedrijf heeft aangenomen en in de gegeven omstandigheden ook heeft mogen aannemen dat in de aanstelling door werkgever van werknemer als uitvoerder besloten ligt dat hem een toereikende volmacht is verleend om die overeenkomsten aan te gaan die naar verkeersopvattingen uit de vervulling van deze functie voortvloeien. Door deze omstandigheid van betekenis te achten voor de vraag of de werkgever gebonden was aan de door de werknemer tot stand gebrachte overeenkomst heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Hoge Raad
De Hoge Raad beslist in dit arrest dat de schijn die is gewekt niet voldoende is om van een gerechtvaardigd vertrouwen op de toerekeningsvatbaarheid van de volmacht te kunnen spreken. Bakker had in dit geval moeten begrijpen dat de overeenkomst tot het afvoeren van vuile grond geen alledaagse overeenkomst is. Er is dus geen volmacht tot stand gekomen.
Rechtsregel
De Hoge Raad komt tot de beslissing dat de schijn die is gewekt niet voldoende is om van een gerechtvaardigd vertrouwen op de al dan niet verleende volmacht te kunnen spreken. Bakker had moeten begrijpen dat de overeenkomst tot het afvoeren van vuile grond niet een heel gebruikelijke en alledaagse overeenkomst is. Er is dus geen volmacht tot stand gekomen.