Strafrecht – Stormsteeg ECLI:NL:HR:1988:AB7881

  • Datum: 2 februari 1988

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

Een man liep met zijn handen in zijn jaszakken op de rijbaan van de Stormsteeg, een plek die bekend stond omdat er veel opiumdelicten werden gepleegd. Toen de man agenten voor zich zag verschijnen, stopte hij plotseling met lopen en rende hij hard weg. De man werd tegengehouden en gefouilleerd. Er werd 3,3 gram heroïne gevonden.

Rechtsvraag

Was de fouillering rechtmatig?

Hoge Raad

Volgens de Hoge Raad waren de plotselinge schrikreactie van de man toen hij de politie zag, met de loopversnelling die daarop volgde en de algemene bekendheid dat rond de Stormsteeg veel opiumdelicten gepleegd worden, voldoende grond voor ernstige bezwaren tegen de verdachte dat deze zich schuldig had gemaakt aan een opiumdelict. De fouillering in de zin van art. 9 lid 5 Opiumwet (nu art. 9 lid 2 Opiumwet) en het verkregen bewijs waren dus rechtmatig. Het cassatiemiddel was onterecht voorgesteld. De Hoge Raad verwierp het beroep.