Strafrecht – Smokkel onder druk ECLI:NL:RBHAA:2009:BL5702
Datum: 24 december 2009
Rechtbankniveau: Rechtbank Haarlem
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Artikel 2 aanhef A en artikel 10a Opiumwet
Casus
Een vrouw wordt verdacht van twee feiten. Cocaïnesmokkel is het eerste feit, de vrouw had toegezegd tot het smokkelen van documenten uit Brazilië in ruil voor een gratis vakantie naar het betreffende land. Bij aankomst blijkt echter dat het niet gaat om het smokkelen van documenten, maar om het smokkelen van cocaïne. Als de vrouw weigert de terugreis met het smokkelwaar te maken, wordt zij met de dood bedreigd (door hoofdverdachte). De vrouw maakt de terugreis, samen met een ander persoon, maar geeft tijdens deze terugreis aan de Koninklijke Marechaussee aan dat zij drugs in haar bagage heeft en dat zij gedwongen is tot het smokkelen hiervan. Feit twee omvat de voorbereidingshandelingen/bevorderingen van een feit door voorwerpen en gelden in bezit te hebben waarvan verwacht kon worden dat deze bestemd waren tot het plegen van het feit
Rechtsvraag
Is het onder dwang verrichten van invoer van cocaïne strafbaar op grond van artikel 2 aanhef A Opiumwet en is de verdachte dan schuldig aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet?
Rechtbank
Feit 1: de verdachte heeft de Koninklijke Marechaussee ingelicht over de ontstane situatie. Daarnaast heeft de verdachte verklaard geen andere optie te zien dan de koffers te vervoeren naar Nederland, omdat er naar haar inzicht geen andere veilige manier was om de koffers achter te laten in Brazilië. Daarnaast overweegt het hof dat er eigenlijk geen sprake is van het binnen Nederlands grondgebied brengen van de cocaïne in de zin van artikel 2 aanhef A Opiumwet, omdat de verdachte al onderweg heeft aangegeven in bezit te zijn van deze verboden middelen.
Feit 2: de verdachte heeft in ieder geval voorwaardelijke opzet gehad op de voorbereidingshandelingen. De verdachte had kunnen vermoeden dat het zou gaan om illegale bezigheden, want zij zou afreizen naar Brazilië om de partner van iemand te spelen en daar documenten op halen, en dat in het bronland van cocaïne.
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van psychische overmacht. De verdachte heeft een zodanige dwang ervaren, dat zij redelijkerwijs geen weerstand daaraan kon en hoefde te bieden. De verdachte is dus niet strafbaar voor feit 1. Er is geen reden om de strafbaarheid van de verdachte met betrekking tot de voorbereidingshandeling van feit 2 uit te sluiten. De verdachte is dus strafbaar voor feit 2.
Rechtsregel
Een onder dwang uitgevoerd strafbaar feit kan aan het licht komen door gedragingen die worden uitgevoerd door de persoon die dwang handhaaft, maar ook door gedragingen die de persoon uitvoert die onder dwang staat. In dit geval heeft de verdachte laten weten aan de koninklijke marechaussee dat zij in het bezit was van de verboden middelen en zag zij geen andere veilige manier om zich te ontdoen van de middelen, hetgeen dat mede aangeeft dat zij er niet mee instemde de acties uit te voeren.