Strafrecht – Sepotmelding en vertrouwensbeginsel
Datum: 25 maart 1999
Rechtbankniveau: EHRM
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: /
Casus
De verdachte werd ten laste gelegd dat hij wiet gekweekt zou hebben. De verdachte een expliciete mededeling van de officier van justitie gehad dat hij niet tot vervolging zou overgaan voor dit feit. De verdachte verkeerde volgens de raadsman in de gerechtvaardigde veronderstelling dat dat ook inderdaad niet zou gebeuren. De secretaresse van de raadsman gaf deze mededeling door aan de verdachte. De verdachte doet een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Rechtsvraag
Kan een mededeling van een secretaresse van een raadsman gerechtvaardigd vertrouwen opwekken bij de verdachte over niet-vervolging?
Lagere rechters
Volgens de rechtbank is de enkele notitie van de secretaresse onvoldoende om gerechtvaardigd vertrouwen op te wekken bij de verdachte. Ook het hof honoreert het beroep op het vertrouwensbeginsel niet.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het hof onvoldoende gemotiveerd is. Het hof had moeten onderzoeken a) of vanwege het Openbaar Ministerie de beslissing omtrent niet-vervolging inderdaad telefonisch aan de secretaresse van de raadsman van de verdachte is doorgegeven en b) of de overgelegde telefoonnotitie een juiste en volledige weergave bevat van wat door of namens de Officier van Justitie aan de secretaresse van de raadsman is meegedeeld. Als dit niet zo is, had het hof dienen na te gaan of een onjuiste of onvolledige weergave van de desbetreffende mededeling aan het Openbaar Ministerie moet worden toegerekend, dan wel voor rekening dient te komen van de verdachte.