Strafrecht – S.N. tegen Zweden ECLI:NL:XX:2002:AF0932,

  • Datum: 2 juli 2002

  • Rechtbankniveau: EHRM

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 6 EVRM

Casus

De lerares van de tienjarige M. meldde bij de Sociale Raad van de gemeente het vermoeden dat M. seksueel misbruikt werd door de klager. Het eerste en tweede verhoor van M. werd afgenomen door een politieambtenaar, zonder de aanwezigheid van de raadsman van de klager. In proces werd er geen verzoek ingediend door de raadsman van de klager om M. te ondervragen. Klager vroeg echter verlof om beroep in te stellen bij het hooggerechtshof, zich beroepende op art. 6 lid 1 en 3(d) EVRM, vanwege het niet ondervragen van M. door zijn raadsman.

Rechtsvraag

Is hier sprake van strijdigheid met art. 6 EVRM?

EHRM

Ter bescherming van het slachtoffer kunnen maatregelen worden genomen op voorwaarde dat deze in overeenstemming zijn met de verdedigingsrechten. Afwezigheid van de klagers raadsman bij het politieverhoor brengt geen schending met zich mee. Ook het niet aanvechten van de verklaringen afkomstig van het politieverhoor brengt geen schending van art. 6 EVRM met zich mee. Tevens gelet op de bijzondere kenmerken van de strafvervolging met betrekking tot seksuele delicten, vereist art. 6 EVRM niet dat de verdachte of zijn raadsman rechtstreeks het slachtoffer kunnen ondervragen. De ter zitting gestelde maatregelen – ter bescherming van het privé-leven van het slachtoffer – stelden de klager in voldoende gelegenheid om de verklaringen van het slachtoffer en de geloofwaardigheid te betwisten. Het EHRM besloot uiteindelijk met vijf stemmen ten opzichte van twee dat er geen sprake was van een schending van art. 6 EVRM lid 1 en 3(d) EVRM.