Strafrecht – Rechtsbijstand en mededelingsplicht, NJ 2018 243
Datum: 20 maart 2018
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 27c lid 2 Sv
Casus
Verdachte is aangehouden in het verband met het telen van hennep. Hij wordt daarvoor ook door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld. De raadsman van de verdachte voert aan dat er niet voldaan is aan de mededelingsplicht van art. 27c lid 2 Sv omdat voorafgaand aan het eerste verhoor geen mededeling is gedaan van het recht op rechtsbijstand.
Rechtsvraag
Hoe moet het voldoen aan de mededelingsplicht van art. 27c lid 2 Sv beoordeeld worden?
Hoge Raad
Op grond van art. 27c lid 2 Sv moet de niet-aangehouden verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor mededeling worden gedaan van het in art. 28 lid 1 Sv gewaarborgde recht zich te doen bijstaan door een raadsman. Indien dat voorschrift niet is nageleefd levert dat in beginsel een vormverzuim op conform art. 359a Sv. Met het oog op de verzekering van het recht van de verdachte op een eerlijk proces conform art. 6 EVRM geldt dat zo’n vormverzuim, na een daartoe strekkend verweer, in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de afgelegde verklaring, tenzij de verdachte door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad. Het Hof had er dan ook blijk van moeten geven te hebben onderzocht of de verdachte overeenkomstig art. 27c lid 2 Sv mededeling is gedaan van zijn recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het eerste verhoor.