Strafrecht – Porsche-arrest ECLI:NL:HR:1996:ZD0139

  • Datum: 15 oktober 1996

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: 287 Sr, 6 en 36 WVW

Casus

Een man (in een Porsche) rijdt onder invloed en op hoge snelheid op een tweebaansweg. Hij wil een inhaalmanoeuvre maken, maar omdat er tegenliggers zijn, breekt hij de manoeuvres elke keer af. Op een bepaald moment zet hij toch door en komt hij in een frontale botsing met een tegemoetkomende auto. De inzittende en de bijrijder van die auto overlijden, de bestuurder van de Porsche overleeft het ongeluk en wordt vervolgd.

Rechtsvraag

Is er sprake van voorwaardelijk opzet, zodat aan het bestanddeel opzet in artikel 287 Sr kan worden voldaan?

Hoge Raad

De Hoge Raad stelt dat de man door zijn handelwijze ook zelf een aanmerkelijke kans had om te komen te overlijden. Naar ervaringsregels is het niet waarschijnlijk dat een verdachte de aanmerkelijke kans op een frontale botsing, met de kans dat hij zelf zou komen te overlijden, op de koop toe neemt. Daarnaast heeft de man meerdere malen de inhaalmanoeuvres afgebroken, kennelijk om de botsing te vermijden. De man heeft de fatale inhaalmanoeuvre niet afgebroken, waaruit blijkt dat hij er kennelijk van uitging dat deze inhaalslag niet tot een botsing zou leiden.

Kortom, de Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van bewuste culpa door:

Objectiveren: de verdachte heeft niet in één keer doorgereden, maar heeft eerst een paar inhaalpogingen afgebroken. Dat wijst erop dat hij zich bewust is geweest van het risico op een aanrijding en bovendien dat hij dat risico kennelijk niet heeft aanvaard (kijken naar het gedrag).

Normativeren: het is niet waarschijnlijk dat de verdachte zijn eigen leven op het spel zou zetten voor een inhaalmanoeuvre, normale mensen doen dat immers niet en er is niet gebleken van suïcidale neigingen bij de verdachte (vergelijken met de “normale” mens).

Rechtsregel

In de casus bleek dat de man er hoogst waarschijnlijk vanuit ging dat de fatale inhaalmanoeuvre niet tot een botsing zou leiden, hij brak de inhaalmanoeuvre immers niet af. Er kon dus niet, zoals het hof had gedaan, gesteld worden dat de verdachte de frontale botsing, met doden tot gevolg, op de koop had toe genomen. Hij had het risico dus niet aanvaard, ofwel: hij dacht dat het wel goed zou komen.

Toepassing

Vooral het normativeren en objectiveren uit dit arrest zijn van belang. Deze begrippen spelen onder andere een rol bij het kijken of er sprake was van een aanmerkelijke kans. Men kan kijken of er wetenschap van de kans was dat een strafbaar gevolg zou intreden door het handelen van de verdachte (deelvraag 2, zie arrest Aanmerkelijke kans) door te vergelijken met wat een “normaal” mens weet (normativeren). Daarna kan men kijken of de verdachte het intreden van het gevolg heeft geaccepteerd door te kijken naar het gedrag van de verdachte (objectiveren).