Strafrecht – Krakersarrest ECLI:NL:HR:1971:AB3474
Datum: 2 februari 1971
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: 138 Sr
Casus
Een man verbleef samen met een of meer anderen in een leegstaande woning op de Staringstraat 33 in Nijmegen. Dit was in de periode van 6 mei 1970 tot 24 mei 1970. Deze woning was in het bezit van mevrouw D.H. van Dinter op dat moment. De woning was tot eind 1969 bewoond geweest en stond sindsdien leeg en te koop. Toen D.H. van Dinter de krakers vorderde de woning te verlaten, weigerden zij dit en bleven zij ongeacht de vordering tot verlating aanwezig in de woning.
Rechtsvraag
Is de woning van D.H. van Dinter in gebruik in de zin van artikel 138 Sr? En is het artikel daarmee van toepassing op de krakers?
Hof
Het hof oordeelt in deze zaak anders dan de Hoge Raad. Het hof oordeelt dat de woning van D.H. van Dinter ‘in gebruik’ was in de zin van artikel 138 Sr. Dit omdat zij ten tijde van het plegen van het feit de eigenares was en zij de woning te koop had staan. Zij had als eigenares de beschikking over de woning en deze kan daarom beschouwd worden als door haar in gebruik.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de in artikel 138 Sr gebruikte term ‘in gebruik’ alleen kan worden aangenomen als de woning ook feitelijk als woning in gebruik is. De Hoge Raad stelt hierbij dat de woning nog niet in gebruik was, omdat deze nog te koop stond.
De woorden ‘in gebruik’ in artikel 138 Sr dienen zorgvuldig te worden toegepast. Binnendringen in een huis waar meerdere bewoners vertoeven of binnendringen in een ter verkoop leegstaand huis zijn twee zeer verschillende dingen. Wel moet worden begrepen dat niet iedere afwezigheid van bewoners leidt tot een niet ‘in gebruik’ bestempelde woning.
Rechtsregel
Een woning dient feitelijk in gebruik te zijn om te voldoen aan de minimumeis ‘in gebruik’ uit artikel 138 Sr.