Strafrecht – Kernrol ECLI:NL:HR:1996:ZD0442,

  • Datum: 7 mei 1996

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 423 Sv

Casus

De dagvaarding in eerste aanleg is niet in persoon aan verzoeker betekend en dus is er sprake van een strijdigheid met art. 51 Sv. Er was sprake van een briefwisseling tussen de raadsvrouwe van verzoeker en justitiële actoren. Ook de raadsvrouwe heeft geen afschrift van de betekende dagvaarding ontvangen. In eerste aanleg en in hoger beroep werd de verzoeker bij verstek veroordeeld.

Rechtsvraag

Moet de zaak worden teruggewezen naar de rechter in eerste aanleg?

Hoge Raad

Ingevolge art. 423 lid 1 Sv behoort het Hof in dergelijke situaties, waarin verzuim optreedt, de zaak opnieuw te behandelen in hoger beroep, de uitspraak van de eerste rechter te vernietigen, maar niet de zaak terug te wijzen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd. Er is hier echter een uitzondering op indien de eerste rechter wel heeft beslist in de hoofdzaak (art. 423 lid 2 Sv). Dan behoort het vonnis te worden vernietigd en wordt de zaak teruggewezen naar de eerste rechter indien:

De rechter in eerste aanleg niet onpartijdig was; of
Officier van justitie, verdachte of raadsman niet is verschenen en hij niet op de wettelijk voorgeschreven wijze van de rechtsdag op de hoogte is gebracht noch daarmee anderszins bekend was.

Hier kent men echter ook weer een uitzondering op namelijk indien de procureur-generaal en de verdachte de beslissing van de hoofdzaak door het hof verlangen.

Het uitgangspunt van Strafvordering is dat de appelrechter het vonnis van de rechtbank hetzij bevestigt, hetzij vernietigt en dan zelf doet wat de rechtbank had behoren te doen (art. 423 lid 1 Sv). Er bestaan twee uitzonderingen op dit uitgangspunt zoals hierboven beschreven. A-G Van der Dorst heeft in zijn conclusie benadrukt dat de situatie van de Lala-uitspraak en de hierboven geschetste situatie beide gevallen betreffen waarbij in eerste instantie een ernstig defect heeft geleid tot een schending van het recht op berechting van de hoofdzaak in twee feitelijke instanties (art. 423 lid 2 Sv).

De gevallen worden echter niet gelijk behandeld. De schending van het recht op verdediging bij verstek wordt in de jurisprudentie niet onder art. 423 lid 2 Sv toebedeeld. De inbreuk op dit recht zou gelijk moeten worden getrokken met die van andere inbreuken, het betreft immers beide een defect dat de volwaardigheid van de behandeling in eerste instantie aantast. De Hoge Raad formuleert in deze uitspraak een algemene regel.