Strafrecht – Inschakelen deskundigen door verdediging, NJ 2011 516

  • Datum: 12 juli 2011

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

In deze zaak was door het OM een deskundigenrapport aangedragen als bewijsmiddel tegen de verdachte. Op zijn beurt stelde de verdachte vervolgens op eigen initiatief een onderzoek in wat contra-expertiserapport opleverde. Dit rapport werd echter door het hof niet als deskundigenverslag aangemerkt. Dit contra-expertiserapport van verdachte was afkomstig van het Nederlands Forensisch Adviesbureau. De rapporteur hiervan was echter niet in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen ingeschreven en was ook niet benoemd tot deskundige door een bij de wet voorgeschreven manier. Dit zou betekenen dat verdachte de kosten voor het deskundigenverslag ook niet op de Staat zou kunnen verhalen, waardoor deze kosten voor eigen rekening zouden komen. De raadsman van verdachte voert echter het verweer dat het tot op heden nog niet mogelijk is om zich als deskundige in het register in te schrijven. In dit register staat vooralsnog geen enkele deskundige als zodanig ingeschreven. Het door verdachte aangeleverde contra-expertiserapport moet dus gewoon als deskundigenverslag worden aangemerkt en moet als zodanig moeten fungeren in het tegen verdachte gevoerde proces.

Rechtsvraag

Kan een contra-expertiserapport dat door de verdachte op eigen initiatief is uitgevoerd en aangeleverd, worden gebezigd als deskundigenverslag en dienen daarom de kosten daarvoor voor rekening van de Staat te komen?

Lagere rechters

In hoger beroep werd het door verdachte aangeleverde contra-expertiserapport verklaard geen deskundigenverslag te zijn. Dit werd door het hof dus ook niet als zodanig behandeld in de onderhavige strafzaak. Verdachte is het niet eens met deze werkwijze van het hof en stelt cassatie in bij de Hoge Raad.

Hoge Raad

De Hoge Raad stelt voorop dat het de verdachte in beginsel vrij staat om stukken in het geding te brengen en aan het dossier toe te voegen. Dit geldt ook voor het rapport dat verdachte heeft aangeleverd, wat dus ook als zodanig aan het onderhevige strafdossier zal moeten worden toegevoegd. Het ingestelde cassatiemiddel mist belang omdat verdachte en zijn raadsman instemmen met het feit dat het rapport zal worden toegevoegd aan het dossier. Toch ziet de Hoge Raad de noodzaak tot het maken van de volgende opmerkingen: het staat de verdediging in beginsel vrij een opdracht om onderzoek uit te vaardigen dat in het belang van de verdediging nuttig kan zijn. Dit betekent niet dat verdachte zonder meer aanspraak maakt op een deskundige en daardoor de kosten op de Staat kan verhalen. Dit is alleen het geval als de verdediging een verzoek doet aan de officier van justitie of de rechter tot het instellen of benoemen van deskundigen. Zodra verdachte zelf de opdracht heeft gegeven tot het verrichten van een deskundigenonderzoek zonder dat de officier van justitie of een rechter daar zijn medewerking aan heeft verleend, kan de verdachte ook zelf beslissen of hij deze resultaten in het geding brengt of niet. Over de wijze waarop de rechter het deskundigenonderzoek van verdachte dient te waarderen, zegt de wet echter niets. Dat oordeel blijft dus aan de rechter toebehoren.