Strafrecht – Het spook van de vrouwenpolder NJ 1996, 714

  • Datum: 25 juni 1966

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 12 Sv

Casus

De verdachte rijdt veel te hard binnen de bebouwde kom, met als gevolg dat hij met zijn motorfiets uit de bocht vliegt en een passerend meisje schept. Het meisje is het dochtertje van de klagers en is ten gevolge van het ongeval overleden. Het probleem in dit arrest is dat het OM de verdachte niet wil dagvaarden voor doodslag, maar voor een lichter misdrijf, namelijk art. 6 Wegenverkeerswet. De ouders beklagen zich hierover middels artikel 12 Sv.

Rechtsvraag

Hoe dient artikel 12 Sv te worden getoetst?

Lagere rechters

Het hof heeft het beklag van de klagers dat het OM niet vervolgt op grond van doodslag, niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof heeft de OvJ toegezegd tot vervolging, waardoor er niet is voldaan aan art. 12 Sv. Het hof is van mening dat artikel 12 Sv alleen aangehaald kan worden wanneer een strafbaar feit niet wordt vervolgd of niet wordt doorgezet. De procureur-generaal stelt beroep in cassatie in.

Hoge Raad

In het cassatiemiddel stelt de procureur-generaal dat sprake is van schending van het recht dan wel verkeerde toepassing ervan. Voornamelijk art. 12 en art. 12i Sv zijn van belang. Het beklag houdt in dat op grond van het opportuniteitsbeginsel het hof het OM volledig moet toetsen, dus ook welke kwalificatie de gepleegde feiten krijgen. De HR vernietigt het arrest van het hof en oordeelt dat art. 12 Sv een mogelijkheid biedt voor een belanghebbende om vervolgingsbeslissingen waar zij bezwaren tegen hebben aan een rechterlijke controle te onderwerpen.

Rechtsregel

De rechter dient bij art. 12 Sv vol te toetsen en mag zich niet enkel beperken tot de vraag of het OM vervolging zal instellen of niet. Er dient ook te worden beoordeeld van welke wettelijke strafbaarstelling de vervolging had moeten worden ingesteld.