Strafrecht – Geweld bij burgeraanhouding ECLI:NL:HR:2019:304

  • Datum: 5 maart 2019

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 53 Sv

Casus

Bij een poging tot diefstal met geweld in een woning hebben de bewoners geweld tegen de verdachte gebruikt bij zijn aanhouding. Het geweld bestond uit het dicht duwen van een deur, waarbij de voet van verdachte klem kwam te zitten. Daarnaast hebben de aangevers de verdachte tegengehouden en stevig vastgepakt. De verdachte heeft zich op noodweer, art. 41 Sr, beroepen nadat de bewoners jegens hem geweld hebben gebruikt.

Rechtsvraag

In hoeverre mag er geweld worden gebruikt door burgers bij een aanhouding?

Hoge Raad

Art. 53 Sv staat de burger toe om tot aanhouding over te gaan, mits er sprake is van een geval van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. Bij een burgeraanhouding mogen handelingen worden verricht die noodzakelijk zijn om de verdachte onder controle te krijgen. Hierbij mag waar nodig gepaste dwang of geweld worden gebruikt om vervolgens de verdachte over te dragen aan een opsporingsambtenaar.

De vraag welke handelingen mogen worden verricht moet worden beantwoord aan de hand van de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De eisen worden beoordeeld in samenhang met de omstandigheden van het geval. Dit zorgt ervoor dat er geen unaniem antwoord is op de beoordeling.
De verdachte heeft zich uiteindelijk kunnen losmaken, is naar zijn auto gerend en is weggereden. In deze casus was het gebruikte geweld niet disproportioneel en er was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangevers van de verdachte. Er komt dus geen beroep toe op noodweer.

Rechtsregel

De vraag welke handelingen in het geval van een dergelijke burgeraanhouding mogen worden verricht teneinde de verdachte onder controle te krijgen en hem te kunnen overdragen aan een opsporingsambtenaar, dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Van de ene persoon mag in dit verband op grond van zijn hoedanigheid of bijzondere vaardigheden meer worden gevergd op het vlak van de proportionaliteit dan van een ander, waarbij de proportionaliteitseis ertoe strekt te beoordelen of het optreden niet in onredelijke verhouding staat tot het te bereiken doel.