Strafrecht – Extensief noodweer: ruzie te Loon op Zand NJ 1989, 511

  • Datum: 18 oktober 1988

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

In deze casus is er sprake van een verdachte die werd aangevallen. Hij werd geschopt tussen zijn benen. Hij reageerde hierop door uit pure reflex terug te slaan. De aanvaller liep letsel op. De verdachte stelt dat er sprake is van noodzakelijke verdediging en beroept zich op noodweer dan wel noodweerexces.

Rechtsvraag

Is er in dit geval sprake van noodweer dan wel noodweerexces?

Lagere rechters

De rechtbank is van mening dat in dit geval kan worden gesproken van mishandeling. Het hof is echter van mening dat het hier niet gaat om een noodzakelijke verdediging. Het hof stelt dat niet aannemelijk is geworden dat er een vrees bestond voor een (herhaalde) aanranding van zijn lijf door een ander. Het handelen van de verdachte was louter een reactie op het schoppen van de aanvaller. Nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte ter noodzakelijke verdediging de ander heeft geslagen faalt het beroep op noodweer(exces).

Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt het arrest en stelt dat de beslissing van het hof niet voldoende is gemotiveerd. Het hof heeft opengelaten dat het bewezen verklaarde een onmiddellijk gevolg is van een hevige gemoedsbeweging die is ontstaan door de (voorafgaande) aanranding. Hierbij zijn de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreden. Het hof heeft de verwerping van dit beroep niet met redenen omkleed. Gezien noodweerexces ook een hevige gemoedsbeweging met zich meebrengt, dan zal een tegenaanval als direct gevolg van deze gemoedsbeweging eronder kunnen vallen. Dit betekent dat een beroep op extensief noodweerexces slaagt.

Rechtsregel

Bij een hevige gemoedsbeweging ontstaan door een voorafgaande aanranding is er sprake van noodweerexces.