Strafrecht – Deweer tegen België, NJ 1980, 561

  • Datum: 27 februari 1980

  • Rechtbankniveau: EHRM

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 6 EVRM

Casus

Deweer was een Belgische slager die woonde in de Belgische stad Leuven. In België werden slagerijen om de zoveel tijd gecontroleerd. Bij deze controles werd er gekeken naar de kwaliteit van het vlees, de hygiënevoorschriften en ook naar de prijzen die er door de slagers werden gehanteerd. Ook de slagerij van Deweer onderging deze controles. Op een gegeven moment kwam naar voren dat hij niet de juiste prijzen hanteerde voor zijn varkensvlees. Deweer hanteerde een te duur prijsvoorschrift, waardoor de officier van justitie dreigde zijn slagerij te sluiten. De enige manier waarop Deweer kon voorkomen dat zijn slagerij gesloten zou worden, was door het betalen van een boete. De boete die Deweer zou moeten betalen was een vrij lage boete die voor een normale arbeider ook prima betaalbaar was. Daarom ging Deweer over tot het betalen van de boete. Het probleem hier was dat aan Deweer maar twee keuzes had: het betalen van de boete of het sluiten van de slagerij.

Doordat de boete voor hem betaalbaar was, ging hij logischerwijs over tot het betalen hiervan. Hem werd eigenlijk geen andere keuze gelaten; de gevolgen van het sluiten van zijn slagerij zouden immers veel groter zijn. Deweer was het hier niet mee eens. Hij zou zich ten eerste gewoon gehouden hebben aan de geldende prijsvoorschriften. Het varkensvlees verkocht hij gewoon volgens de daarvoor geldende prijzen. Daarnaast was Deweer het ook niet eens met de keuzes die hij had gekregen. Doordat er werd gedreigd zijn slagerij te sluiten als hij de boete niet zou betalen, had hij geen andere keus dan het betalen van de boete. Volgens Deweer is dit daarom niet vrij van dwang geweest. Met deze klachten stapte Deweer naar het EHRM.

Rechtsvraag

Is het verenigbaar met art. 6 EVRM als verdachte een tweetal keuzes krijgt waarbij beide vormen van zijn van buitengerechtelijke afdoening, zonder hem een alternatief te bieden dat wel toegang geeft tot de rechter? En raakt de verdachte door in te stemmen met buitengerechtelijke afdoening zijn recht op aanspraak op art. 6 EVRM kwijt?

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het EHRM overweegt in deze zaak dat art. 6 EVRM een groot fundament vormt voor elke democratische samenleving. Dit houdt in dat als iemand heeft ingestemd met buitengerechtelijke afdoening, dit niet betekent dat het recht op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM verdwijnt. In deze zaak oordeelt het Hof dat Deweer dus het recht heeft om aanspraak te maken op een eerlijk proces voor een rechterlijke instantie. Het Hof vervolgt dat er daarnaast ook sprake is geweest van dwang. De boete was qua consequenties niet te vergelijken met het sluiten van de slagerij. Daarom had Deweer geen andere keus dan het betalen van de boete. Volgens het Hof is er daarom sprake geweest van een wanverhouding tussen de keuzes en is Deweer gedwongen tot het maken van zijn keuze. Het Hof concludeert dat er wegens deze redenen sprake is geweest van schending van art. 6 EVRM en er dus geen sprake is geweest van een eerlijk proces.