Strafrecht – Amsterdams Experiment I NJ 1996, 126

  • Datum: 27 mei 1995

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 350 Sr

Casus

In hoger beroep was bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de ruiten van een voordeur had vernield. Verdachte had als verweer aangevoerd dat de dagvaarding niet geldig was. Er was gebruikgemaakt van een vereenvoudigde tenlastelegging. Hierdoor waren niet alle bestanddelen van art. 350 Sr in de tenlastelegging opgenomen. Zo waren de bestanddelen ‘opzettelijk’ en ‘wederrechtelijk’ niet in de tenlastelegging terug te vinden. Om deze reden vond de verdachte dat de dagvaarding nietig diende te worden verklaard. Ook was er volgens de verdediging sprake van grondslagverlating, doordat het hof tot een bewezenverklaring van art. 350 Sv was gekomen zonder dat alle bestanddelen hieruit ten laste waren gelegd. Volgens het hof voldeed de dagvaarding echter wel aan de eisen die daaraan worden gesteld en was er geen sprake van grondslagverlating. Het feit dat waarvan verdachte werd beschuldigd voldoende duidelijk was omschreven, zorgde ervoor dat verdachte wist van welke feiten hij werd beschuldigd. Daarnaast is er geen rechtsregel die verplicht dat de tenlastelegging alle bestanddelen zou moeten bevatten van hetgeen verdachte wordt beschuldigd. De verdediging laat het hier niet bij zitten en gaat in cassatie bij de Hoge Raad.

Rechtsvraag

Dient een vereenvoudigde tenlastelegging te leiden tot nietigheid van de dagvaarding dan wel tot grondslagverlating?

Lagere rechters

In eerste aanleg en in hoger beroep is verdachte ter zake van opzettelijke en wederrechtelijke vernieling veroordeeld, zoals bedoeld in art. 350 Sv. Hierbij werd een vereenvoudigde tenlastelegging gehanteerd. Dit stond volgens het hof niet in de weg aan de geldigheid van de dagvaarding. Uiteindelijk komt de zaak in cassatie en wordt er in het middel geklaagd over schending van het recht doordat het hof de dagvaarding wel degelijk nietig had moeten verklaren. De verdachte meende dat door dit niet te doen maar hem toch voor art. 350 Sr te veroordelen, de rechtbank zich schuldig heeft gemaakt aan grondslagverlating.

Hoge Raad

De Hoge Raad is het in zoverre met het hof in hoger beroep eens dat een vereenvoudigde tenlastelegging inderdaad niet aan geldigheid van de dagvaarding in de weg hoeft te staan. In de tenlastelegging waren feit, datum en plaats vermeld en het was voldoende duidelijk waarvan verdachte beschuldigd werd. De Hoge Raad overweegt verder dat art. 6 EVRM geen hoge eisen stelt aan de dagvaarding. Toch oordeelt de Hoge Raad dat de uitspraak van het hof niet in stand kan blijven. Doordat het hof bewezen had verklaard dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van art. 350 Sv, kwam het hof dus ook tot een bewezenverklaring van de bestanddelen opzettelijk en wederrechtelijk. Deze bestanddelen waren echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Door dit te doen, had het hof volgens de Hoge Raad de grondslag van de tenlastelegging verlaten. Vernielen kan naar algemeen spraakgebruik namelijk ook anders geschieden dan met opzet en tegen het recht in. De Hoge Raad vernietigd daarom de uitspraak van het hof wegens grondslagverlating.