Strafrecht – Ambtshlave oproeping NJ 2006, 333

  • Datum: 6 juni 2006

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

In deze zaak ging het om een mishandeling. Het slachtoffer van deze mishandeling verklaart bij de politie dat ze door verdachte is mishandeld. Bij de terechtzitting in eerste aanleg verklaart ze vervolgens iets anders. Ze zou niet door verdachte maar door iemand anders zijn mishandeld: een kennis van haar. Het Hof komt in hoger beroep toch tot de veroordeling van de verdachte. Verdachte wordt ter zake van een poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 68 dagen, waarvan dertig voorwaardelijk. Het Hof heeft de verklaring van het slachtoffer bij de politie gebruikt als bewijsmiddel om tot een veroordeling van de verdachte te kunnen komen. Het slachtoffer verschijnt zelf namelijk niet bij de behandeling ter terechtzitting in het hoger beroep. Bij de Hoge Raad klaagt het middel over het gebruik van deze slachtofferverklaring als bewijsmiddel nu het slachtoffer immers anders verklaarde bij de terechtzitting in eerste aanleg.

Rechtsvraag

Kan een slachtofferverklaring van een verdachte, die is afgelegd bij het verhoor bij de politie, worden gebezigd als bewijsmiddel indien er ter terechtzitting in eerste aanleg anders is verklaard dan bij het politieverhoor?

Lagere rechters

De rechtbank kwam in eerste aanleg tot een vrijspraak van de verdachte, omdat het slachtoffer verklaarde dat het niet de verdachte was geweest door wie zij was mishandeld, maar een kennis. Het OM besluit vervolgens in hoger beroep te gaan, waar het Hof uiteindelijk wel tot een veroordeling komt. Hiertoe wordt de verklaring van het slachtoffer bij het politieverhoor gebezigd als bewijsmiddel, omdat het slachtoffer zelf niet aanwezig is om anders te kunnen verklaren. Bij de Hoge Raad klaagt het middel over het feit dat deze slachtofferverklaring als bewijsmiddel is gebruikt. Dit had volgens de verdediging namelijk niet mogen gebeuren.

Hoge Raad

De Hoge Raad begint met overwegen dat het OM bepaalde personen als getuige ter terechtzitting kan oproepen. De door hen afgelegde verklaringen kunnen dan ook als bewijs worden gebezigd. Dit zal zeker het geval zijn als de belastende verklaring het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit kan worden bewezen. Als deze persoon bij het politieverhoor is verhoord dan dient deze persoon ook ter terechtzitting in eerste aanleg en in het appel te worden opgeroepen als getuige. Op deze manier wordt aan de rechter de gelegenheid gegeven om op basis van eigen waarneming een oordeel te vellen over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. Het staat de rechter vervolgens vrij om de afgelegde verklaring te gebruiken als bewijsmiddel. Het slachtoffer diende echter wel door het Hof te worden opgeroepen om als getuige in de zaak te verschijnen. Op deze wijze kon het Hof dan op basis van eigen waarneming een oordeel vellen over de verklaringen. Nu het Hof de verschijning van de getuige niet had bevolen, komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de verklaringen van het slachtoffer die bij het politieverhoor waren afgelegd niet als bewijs hadden mogen dienen.