Staatsrecht – Mink K. ECLI:NL:HR:2003:AE5149

  • Datum: 28 maart 2003

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Staatsrecht

  • Wetsartikelen: Art. 68 Gw

Casus

Deze zaak gaat over een overeenkomst gesloten tussen Mink K. en het Openbaar Ministerie. Afgesproken is dat verdachte informatie geeft in ruil voor strafvermindering. In de overeenkomst wordt hierover vermeld dat de verschafte informatie op geen enkele wijze ter beschikking mag worden gesteld aan derden. Er is dus sprake van een geheimhoudingsverplichting. De overeenkomst is gesloten met medeweten van de Minister van Justitie. Het Openbaar Ministerie schendt deze geheimhouding en Mink K. vindt dat er onrechtmatig is gehandeld ten opzichte van hem. Door de informatie openbaar te maken is de veiligheid van eiser zodanig in gevaar gebracht dat voor zijn leven moet worden gevreesd. Mink K. eist van de rechter een verbod tot verdere openbaarmaking.

Rechtsvraag

Wat is de reikwijdte van art. 68 Gw?

Overweging

Op grond van art. 68 Gw zijn ministers verplicht inlichtingen te verschaffen aan het parlement. Dit recht op inlichtingen is zo fundamenteel dat ministers slechts bij hoge uitzondering een beroep kunnen doen op de in het artikel neergelegde verschoningsgrond, namelijk dat deze inlichtingen in strijd met het belang van de staat zijn. Dit belang van de staat moet volgens de Hoge Raad niet te ‘eng’ worden uitgelegd. Volgens de parlementaire geschiedenis valt onder belang namelijk ook de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het toezeggen van geheimhouding en de veiligheid zijn dus redenen voor de minister om zich te beroepen op de verschoningsgrond neergelegd in art. 68 Gw. De HR beantwoordt de vraag of de rechter een algeheel verbod mag opleggen negatief. Dit zou namelijk een inbreuk zijn op een fundamentele regel van parlementaire controle (art. 68 Gw) en deze op voorhand volledig ontnemen. De HR vernietigt het arrest van het hof en stuurt het terug naar een ander hof.

Rechtsregel

Slechts bij hoge uitzondering en toereikende motivering kan een minister weigeren om de Kamer in te lichten.