Staatsrecht – Harmonisatiewet ECLI:NL:HR:1989:AD5725
Datum: 14 april 1989
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Staatsrecht
Wetsartikelen: Art. 120 Gw
Casus
In 1988 is de Harmonisatiewet ingevoerd. De Harmonisatiewet zou zorgen voor een verhoging van het collegegeld en een beperking op de studiefinanciering voor een bepaalde groep studenten. Ook voor degenen die in 1987/1988 al als student ingeschreven stonden aan een WO of HBO-instelling, tellen de eerdere onderwijsjaren mee voor de maximale inschrijvingsduur. Met de oude wetgeving zou dit niet mee hebben geteld. Vanwege deze nadelige gevolgen eisen de studenten de wetsbepaling niet toe te passen. De studenten menen dat de wet in strijd zou zijn met de rechtszekerheid volgens art. 43 Statuut. Bovendien zou de wetsbepaling in strijd zijn met ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen.
Rechtsvraag
Mag een wet in formele zin worden getoetst aan het Statuut of aan algemene rechtsbeginselen?
Overweging
Het arrest gaat om het toetsingsverbod van art. 120 Gw. De Hoge Raad oordeelt dat een wet in formele zin niet mag worden getoetst aan het Statuut of aan ongeschreven rechtsbeginselen, tenzij er sprake is van een bijzonder, concreet geval, waarbij de strikte toepassing van de bepaling in verband met daarin niet-verdisconteerde omstandigheden in strijd zou komen met een fundamenteel rechtsbeginsel. Het gaat hierbij om situaties die bij de vaststelling van de wet nog niet voorzienbaar waren. Van een dergelijk bijzonder geval was in dit arrest geen sprake. Toetsen van formele wetten aan het Statuut of de algemene rechtsbeginselen past niet in de traditie van niet-toetsing.
Rechtsregel
Een wet in formele zin mag niet aan het Statuut of de algemene rechtsbeginselen getoetst worden.