Privaatrecht – Wrongful Birth ECLI:NL:HR:1997:ZC2286
Datum: 21 februari 1997
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: Art. 6:74 BW, art. 6:96 BW en art. 6:98 BW
De feiten
Er heeft een operatie plaatsgevonden bij een vrouw, waarbij een arts haar spiraaltje verwijderd heeft, maar deze vervolgens vergeet terug te plaatsen. De vrouw had geen idee dat haar spiraaltje verwijderd was en nadat zij seksueel contact met haar man had gehad werd zij dan ook onverwachts zwanger. De vrouw en haar echtgenoot hadden echter zeer uitdrukkelijk het besluit genomen niet meer kinderen te willen hebben. De voornaamste reden hiervoor was hun financiële situatie. De vrouw ziet het als een fout van de arts en eist daarom van hem een vergoeding voor de opvoedingskosten van het kind, smartengeld en voor loonderving, omdat zij vanwege de zwangerschap en geboorte van het kind niet meer (volledig) heeft kunnen werken. Hieruit volgt de volgende rechtsvraag: dient de arts deze vergoeding te betalen?
Hoge Raad
In verband met de artikelen 6:74, 6:96 en 6:98 BW kan gesteld worden dat de arts aansprakelijk is voor alle vermogensschade die in zodanig verband met die fout staat. Dit kan hem naar de maatstaf van artikel 6:98 als gevolg van zijn fout worden toegerekend. Op basis hiervan besloot de Hoge Raad dat de opvoedkosten van het kind geheel vergoed moeten worden door de arts. Er was namelijk sprake van een medische fout en voor de toerekening is het voldoende dat er een risico is ontstaan wat vervolgens is verwezenlijkt.
Op gebied van de inkomensderving overwoog de Hoge Raad te bepalen of de vrouw recht had op een vergoeding de gederfde inkomsten. Hierbij moest er worden gekeken of de beslissing van de vrouw om (tijdelijk) niet te gaan werken in de gegeven omstandigheden als redelijk beschouwd werd. Enerzijds moet hierbij geaccepteerd worden dat de vrouw het recht heeft haar eigen leven zo te leven als zij wil. Anderzijds moet er gekeken worden of zij de schade zoveel mogelijk probeert te beperken.
Op gebied van het smartengeld wordt door de Hoge Raad besloten dat er wel sprake is van een onaangenaamheid, maar dit is beperkt gebleven en heeft verder geen psychisch letsel opgeleverd. Hierdoor zal de vrouw geen smartengeld ontvangen.