Privaatrecht – Van der Lely/Taxi Hofman LJN:ZC2688
Datum: 26 juni 1998
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: Art. 7:611 BW
Casus
Van der Lely is oorspronkelijk een taxichauffeur bij Taxi Hofman. In verband met psychische klachten gaat hij in deeltijd als administratief medewerker/centralist werken. Na een tijdje krijgt hij de opdracht om weer (deels) op de taxi te gaan rijden. Van der Lely weigert dit waarop Taxi Hofman stopt met het betalen van loon.
Rechtsvraag
Betrof het voorstel van Taxi Hofman een redelijk voorstel dat Van der Lely redelijkerwijs moest accepteren?
Hoge Raad
Uit art. 7:611 BW volgt dat de werkgever en de werknemer over en weer verplicht zijn zich als een goede werkgever en goed werknemer te gedragen. Hieruit volgt dat de werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het algemeen positief behoort in te gaan en zulke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.
Dit wordt niet anders, indien die omstandigheden in de risicosfeer van de werkgever liggen. De bescherming van (arbeidsongeschikte) werknemers in het arbeidsrecht kan op zichzelf niet rechtvaardigen dat een werknemer een redelijk voorstel van zijn werkgever van de hand wijst.