Privaatrecht – Taxibus ECLI:NL:HR:2002:AD5356
Datum: 22 februari 2002
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: Art. 6:106 lid 1 sub b BW
Casus
In deze zaak gaat het om een moeder die ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen, nadat haar vijfjarige dochter is aangereden door een achteruitrijdende taxibus. Het meisje was aan het fietsen op het woonerf toen het ongeval gebeurde. Een van de achterwielen van de taxibus is over het hoofd van het dochtertje gereden, hierdoor raakte de schedel beschadigd en kwam de inhoud van de schedel naast het hoofdje op de weg te liggen. De vrouw bevond zich tijdens het ongeval in de woning, maar werd direct door een buurvrouw gewaarschuwd. Toen de vrouw naar buiten rende, zag zij haar dochtertje levenloos op de grond liggen en zag de schedelinhoud voor braaksel aan.
De vrouw belde een ambulance en probeerde het hoofdje van haar dochter om te draaien, hierbij verdween de hand van de vrouw vrijwel geheel in de schedel, waarna de vrouw zich realiseerde dat het geen braaksel was dat naast haar dochter lag, maar de schedelinhoud. Dit dramatische ongeval heeft ertoe geleid dat de vrouw ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen en dat zij het ongeval steeds herbeleeft.
Rechtsvraag
Komt de vrouw in aanmerking voor een vergoeding naar aanleiding van haar shockschade?
Hoge Raad
Er is onrechtmatig gehandeld jegens de moeder indien is voldaan aan de volgende eisen:
• Er is een schending van een verkeers- en veiligheidsnorm;
• Er is sprake van een hevige emotionele schok;
• Er is sprake van een geestelijk letsel, een erkend ziektebeeld in de psychiatrie;
• Er is sprake van een directe confrontatie met een schokkende gebeurtenis (met name bij dood of verwonding).
De Hoge Raad oordeelde in deze zaak het volgende: “Het overtreden van een verkeers- of veiligheidsnorm kan ook onrechtmatig zijn jegens degene bij wie door het waarnemen van het ongeval, of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand, tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ongeval is gedood of gewond. De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor vergoeding in aanmerking, mits het bestaan van een geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Dit is alleen het geval indien sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.”
In casu is aan deze voorwaarden voldaan en krijgt de moeder dus een schadevergoeding als gevolg van de confrontatie met de gebeurtenis.
Let op! Het arrest Taxibus is het allereerste arrest waarin shockschade wordt toegekend.
Rechtsregel
Deze shockschade komt dus voor wanneer de betrokkene rechtstreeks wordt geconfronteerd met het ongeval. De immateriële schade die ontstaat door de schok kan leiden tot schadevergoeding. Echter, moet de confrontatie wel een geestelijk letsel, dat een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is, tot gevolg hebben.