Privaatrecht – Som ineens ECLI:GHARL:2015:9090

  • Datum: 1 december 2015

  • Rechtbankniveau: GHARL

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: Art. 4:35 Bw

Feiten

De erflater heeft vier kinderen die hij allen voor gelijke delen heeft benoemd tot erfgenaam in zijn testament. Eén van de vier kinderen is minderjarig, deze erft €11.372,75. Dit erfdeel is echter onder bewind gesteld en op een bankrekening gezet die geblokkeerd is. De erflater heeft in het testament aangegeven dit geld voor ouderlijk vruchtgenot uit te sluiten. Toen de erflater nog leefde, betaalde hij €250,- per maand aan kinderalimentatie i.v.m. het eindigen van de effectieve relatie tussen hem en de moeder van de minderjarige. Het kind ontvangt daarnaast €1645,49 per jaar aan wezenpensioen uitkeringen. De moeder van het kind wil aanspraak maken, namens het kind, op de som ineens zoals beschreven in art. 4:35 BW.

Rechtsvraag

Heeft de minderjarige recht op de som ineens als bedoeld in art. 4:35 BW indien men rekening houdt met de voortdurende onderhoudsverplichting van de ouder na het overlijden?

Overweging

De rechtbank overweegt dat het geld op de bankrekening pas aan de minderjarige toekomt indien de minderjarige de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Daarnaast heeft de verzoekster geen financiële problemen sinds het overlijden van de erflater en is de som ineens dus niet cruciaal voor de onderhoud van de minderjarige. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af. Het Hof overweegt dat de som ineens bedoeld is om, ook na overlijden, voor het levensonderhoud en de voeding van het kind te zorgen. Door de niet onvoldoende weersproken omstandigheden waarin de verzoekster en de minderjarige zich bevinden blijkt dat een som ineens nodig is. Het Hof stelt de som ineens dan ook vast op €19720,-.

Rechtsregel

Voor het bepalen of een som ineens van belang is, is het belangrijk om te bekijken of er nog een overlevende ouder is en of deze in het levensonderhoud van het kind kan voorzien.