Privaatrecht – Esmilo/Mediq Apotheken Beheer ECLI:NL:HR:2012:BU5609

  • Datum: 1 juni 2012

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: Art. 3:40 lid 1 BW

Casus

Tussen Esmilo en Mediq is na een overname een samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen, waarbij medicijnen die werden ingekocht voor dertig apotheken zouden worden doorgesluisd naar een exportonderneming (dit is in strijd met de wet).

Mediq geeft op een zeker moment aan niet meer door te willen gaan met de samenwerking. Esmilo is hier niet tevreden mee en dient daarom een vordering tot schadevergoeding in. Mediq verweert zich met de stelling dat de overeenkomst nietig is, omdat de strekking hiervan in strijd zou zijn met de wet.

Hof

Het Hof is van mening dat de samenwerkingsovereenkomst een door de wet verboden prestatie verplicht, welke door beide partijen bewust is kortgesloten. Dit brengt met zich mee dat de overeengekomen samenwerking een verboden strekking inhoudt en daarom nietig is op grond van art. 3:40 lid 1 BW.

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat de overeenkomst een verboden strekking heeft op grond van de enkele omstandigheid dat de overeenkomst tot een bij wet verboden prestatie verplicht, waarvan beide partijen op de hoogte waren ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en dus nietig is?

Hoge Raad

Op grond van de wetsgeschiedenis en eerdere jurisprudentie kan niet langer worden aangenomen dat de enkele situatie dat de overeenkomst tot een door de wet verboden prestatie verplicht, nietig is. Dit geldt ook voor de situatie waarin beide partijen zich hiervan bewust zijn. Een rechter dient bij een dergelijke overeenkomst te beoordelen of:

Bepaalde belangen door de geschonden regel worden beschermd;
De geschonden regel in een sanctie voorziet;
Partijen zich van de inbreuk bewust zijn;
De inbreuk op de regel fundamentele beginselen schendt.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof.