Privaatrecht – Effectenlease ECLI:NL:HR:2009:BH2815
Datum: 5 juni 2009
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: /
Casus
In de jaren negentig hebben diverse financiële instellingen beleggingsproducten op de markt gebracht, die tot doel hadden om de burgers aan te zetten tot het aangaan van beleggingen. Kenmerkend voor deze beleggingen is dat direct, voor rekening van de afnemer, een groot bedrag wordt belegd. In geval van daling van de koers wordt dit over het totaal geleende bedrag gevoeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten beleggingsproducten, een aflossingsproduct en een restschuldproduct. Bij koersdaling verkrijgt de afnemer van een aflossingsproduct een verminderde waarde van de aandelen. De afnemer van een restschuldproduct daarentegen houdt een restschuld over. In 2000 daalden de beurskoersen. Met als gevolg dat afnemers, zowel individueel als massaal, uit probeerden te komen onder de gevolgen van de door hen aangegane verplichtingen. Er werd onderhandeld met conglomeraten van de beleggers.
Daarnaast werden er veel juridische procedures gestart. De onderhandelingen hebben geleid tot de “Duisenberg-regeling”, ex artikel 7:907 BW. Een aantal beleggers stapt, op grond van artikel 7:908 lid 2 BW, uit de Duisenberg-regeling en start individueel een zaak bij de rechter.
Rechtsvraag
Hebben de aanbieders van de beleggingsproducten de afnemers afdoende geïnformeerd over de kenmerken van deze producten? Hebben ze daarnaast voldoende gewaarschuwd voor de hieraan verbonden risico’s?
Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aanbieders van de beleggingen gefaald hebben in hun precontractuele waarschuwingsplicht. Derhalve moeten zij de schade vergoeden. De afnemers van de beleggingen blijven met een deel van hun schade, over het algemeen ongeveer veertig procent, zitten.
Enerzijds moeten financiële instellingen dus verstandig omgaan met het aanbieden van hun producten. Anderzijds worden de particulieren niet onbegrensd beschermd.