Privaatrecht – Depex/Curatoren Bergel ECLI:NL:HR:1991:ZC0412

  • Datum: 11 november 1991

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: Art. 3:4 Bw

Feiten

Dépex levert aan Bergel onder eigendomsvoorbehoud een destillatie-installatie. De apparatuur wordt geplaatst in de fabriek van Bergel, alleen wordt de rekening niet betaald. Als Bergel failliet gaat vordert Dépex afgifte van de installatie op grond van haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel menen echter dat de installatie is nagetrokken en nu bestanddeel is van het onroerend goed van Bergel.

Rechtsvraag

Wordt het eigendomsvoorbehoud doorbroken door de natrekking van de installatie?

Overweging

Het Hof overwoog dat de fabriek niet compleet zou zijn zonder de installatie. De installatie behoort tot het wezen van de fabriek in de zin van art. 3:563 BW.
De Hoge Raad overwoog dat het Hof niet duidelijk genoeg was met wat nu precies met het begrip ‘fabriek’ bedoeld werd. Moet deze als gebouw worden gezien of als productie-inrichting? Volgens de Hoge Raad dient als hoofdzaak het gebouw te worden genomen.

Rechtsregel

Als het gebouw en de apparatuur specifiek op elkaar zijn afgestemd, is dat een aanwijzing dat natrekking heeft plaatsgevonden. Hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit een oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw – gebouw dienende tot het huisvesten van een productie-inrichting – bij ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd. De functie van de installatie in het productieproces is niet van belang.

Relevante artikelen

Art. 3:4 BW.