Internationaal recht – Leyla Sahin t. Turkije no. 44774/98

  • Datum: 29 juni 2004

  • Rechtbankniveau: EHRM

  • Rechtsgebied: Internationaal recht

  • Wetsartikelen: Art. 9 EVRM

De feiten

In dit arrest gaat het om Leyla Sahin, die niet werd toegelaten tot haar colleges en examens voor het dragen van een hoofddoek. In Turkije bestaat er een bepaling die het dragen van hoofddoeken in openbare ruimten verbiedt, deze had de universiteit ook opgenomen. Zij vindt dat deze bepaling haar recht op onderwijs en vrijheid van godsdienst schendt.

Rechtsvraag

Is het verbod op het dragen van hoofddoekjes in openbare ruimten een inbreuk op de godsdienstvrijheid zoals bedoeld in artikel 9 EVRM?

Rechtsoverweging

Bij de beoordeling of een bepaling in strijd is met artikel 9 EVRM dient er rekening te worden gehouden met de volgende vragen:
• Was er een inbreuk?
• Is de inbreuk neergelegd in een wettelijk voorschrift?
• Is er een legitiem doel?
• Is de bepaling noodzakelijk in een democratische samenleving?
• Is de inbreuk proportioneel?

Het hof komt uiteindelijk tot de beslissing dat de inbreuk geen schending van artikel 9 EVRM oplevert.

Rechtsoverweging

Het verbod op het dragen van hoofddoeken is een inbreuk op de vrijheid van godsdienst, die voorzien is bij wet en een legitiem doel dient. In dit geval namelijk de bescherming van rechten en vrijheden van anderen evenals bescherming van de openbare orde. De inbreuk is noodzakelijk in een democratische samenleving, het is ingegeven door het beginsel van de seculiere staat en het beginsel van de gelijke behandeling van man en vrouw. Tot slot is de inbreuk proportioneel. De inbreuk levert geen schending van artikel 9 EVRM op.