Formeel Strafrecht – De auditu ECLI:NL:HR:1926:LBG9435

  • Datum: 20 december 1926

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Formeel Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 342 lid 1 Sv

Casus

Een man wordt ervan verdacht als souteneur voordeel te hebben getrokken. Dit houdt in dat hij zich liet onderhouden van het geld dat zijn vriendin (F.) als prostituee verdiende. De bewezenverklaring van dit feit is met name gebaseerd op een verklaring van de getuige E. Es. Deze getuige heeft aan de inspecteur van Oerle te Heerlen verklaard: “Bij gemelde ontmoeting vertelde getuige F. mij, dat zij met ontucht de kost moest verdienen voor verdachte en dat zij, wanneer zij niet genoeg verdiende, slaag van hem kreeg”. De getuige heeft later aan de rechter-commissaris de inhoud van deze verklaring onder ede bevestigd. De getuige kon echter niet aanwezig zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

Rechtsvraag

Is een getuigenis van horen zeggen (testimonium de auditu) als bewijsmiddel te gebruiken voor de bewezenverklaring? Art. 342 lid 1 Sv eist immers dat de getuige de feiten zelf heeft waargenomen of ondervonden.

Hoge Raad

De rechtbank heeft het bewijsmiddel wettig geacht. De verbalisant Oerle heeft immers zelf waargenomen dat E. Es hem de mededeling heeft gedaan. De rechter wordt nergens beperkt in het gebruik van verklaringen van horen zeggen. In veel gevallen zullen dit soort verklaringen echter van slechts zeer betrekkelijke waarde zijn en uiterste behoedzaamheid is dus op zijn plaats.

Het is echter wel noodzaak dat de verklaring, zoals Oerle die heeft gedaan, in het vonnis voor moet komen, omdat anders de inhoud van de verklaring niet voldoende kan worden gekend. Alle cassatiemiddelen zijn ongegrond. De Hoge Raad verwerpt het beroep.