Europees recht – Tobacco Advertising

  • Datum: 5 oktober 2000

  • Rechtbankniveau: HvJEU

  • Rechtsgebied: Europees recht

  • Wetsartikelen: Art. 114 VWEU

Het Europese Parlement en de Raad hebben plannen om een richtlijn op te stellen, die zou zorgen voor een tabaksverbod. De rechtsbasis voor deze richtlijn is het huidige artikel 114 VWEU (toen artikel 95 EG-Verdrag). Het Parlement en de Raad voeren als voornaamste argument voor het gebruiken van deze rechtsgrondslag, die ziet op de interne markt, dat tabaksregelingen van individuele lidstaten de interne markt kunnen belemmeren. Als een lidstaat bijvoorbeeld tabaksreclame afdrukt in een tijdschrift, dan kan dat tijdschrift niet meer verkocht worden in landen waar tabaksreclame is verboden.
Duitsland is het niet eens met de gebruikte rechtsgrondslag en voert als voornaamste argument aan dat het niet gaat om de interne markt, maar om de volksgezondheid. Dit zou betekenen dat artikel 168 VWEU zou moeten worden gebruikt. De reden waarom het hier niet gaat om een kwestie gerelateerd aan de interne markt is volgens Duitsland omdat de reclame voor tabaksproducten in de meeste gevallen geen effect heeft buiten de grenzen van de lidstaten (r.o. 12). Daarnaast geldt volgens Duitsland voor vaste reclamedragers, zoals asbakken en parasols, dat zij geen deel uitmaken van het handelsverkeer tussen de lidstaten, en dat om fiscale redenen de gratis uitreiking ervan is beperkt tot de nationale markt (r.o. 15). Ten slotte, en wellicht het allerbelangrijkste, voert Duitsland in r.o. 32 aan dat artikel 114 VWEU niet als rechtsbasis kan dienen als het zwaartepunt van een maatregel niet bestaat in het bevorderen van de interne markt, maar in de bescherming van de volksgezondheid.

Het Hof toetst of het gebruik van artikel 114 VWEU als rechtsgrondslag de door de gemeenschapswetgever aangevoerde doelstellingen nastreeft. Het Hof sluit zich aan bij het argument van Duitsland dat er geen sprake is van belemmeringen voor wat betreft tabaksreclame in bijvoorbeeld kranten of tijdschriften (r.o. 97). Ook is volgens het Hof niet gebleken dat de gemeenschapswetgever het tegen gaan van belemmeringen van het vrije verkeer als doelstelling heeft willen aanvoeren in artikel 114 VWEU (r.o. 105 en 114). Daarom verklaart het Hof de richtlijn nietig.