Bestuursrecht – Windmill ECLI:NL:HR:1990:AC0965

  • Datum: 21 januari 1990

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Bestuursrecht

  • Wetsartikelen: /

Feiten

Het bedrijf Windmill had een vergunning om afvalgips te lozen in oppervlaktewater wat eigendom is van de Staat. De Staat legde Windmill een privaatrechtelijke heffing op. Deze heffing verbood Windmill te lozen als het niet zou betalen. Windmill wilde niet betalen en ging procederen tegen deze heffing.

Rechtsvraag

Mag een bestuursorgaan gebruik maken van het privaatrecht bij het uitoefenen van haar publiekrechtelijke bevoegdheden?

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat de publiekrechtelijke regeling geen antwoord gaf op de vraag of privaatrechtelijk handelen in casu was toegestaan. De Hoge Raad hanteert het volgende stappenplan om te beoordelen of het privaatrecht gebruikt mag worden indien dit niet uit de wet voortvloeit:

1. Voorziet de publiekrechtelijke regeling niet?
2. Is er sprake van een onaanvaardbare doorkruising van bevoegdheden?

Of er sprake is van een onaanvaardbare doorkruising bepaalde de Hoge Raad aan de hand van de inhoud en strekking van de regeling, de wijze waarop de belangen van burgers door de regeling worden beschermd en door te kijken of er door een publiekrechtelijke regeling te gebruiken, hetzelfde kan worden bereikt. De Hoge Raad oordeelde in casu dat er sprake was van een onaanvaardbare doorkruising van een publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheid. De Staat mag dus geen gebruik maken van het privaatrecht bij het uitoefenen van haar publiekrechtelijke bevoegdheid.

Rechtsregel

De overheid mag bij het uitoefenen van de publiekrechtelijke bevoegdheid gebruik maken van het privaatrecht indien dit in de wet geregeld is of er geen sprake is van een onaanvaardbare doorkruising van bevoegdheden.