Bestuursrecht – Nieuwe gronden na deskundigenadvies ECLI:NL:RVS:2017:1889
Datum: 12 juli 2017
Rechtbankniveau: ABRvS
Rechtsgebied: Bestuursrecht
Wetsartikelen: /
Casus
Appellante heeft al enige tijd een metaal(afval)verwerkingsbedrijf). De bij het besluit van 23 oktober 2014 verleende omgevingsvergunning strekt tot legalisering van dit metaalbedrijf. Appellante 2 exploiteert op het naastgelegen perceel een soortgelijk metaalbedrijf. Ten behoeve van dat bedrijf zijn drie nieuw te bouwen bedrijfswoningen voorzien. Appellante 2 kan zich niet verenigen met het besluit van 23 oktober 2014, omdat zij vreest voor onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van deze bedrijfswoningen als gevolg van de activiteiten van het metaalbedrijf van appellante.
Appellante betoogt dat appellante 2 het bij de rechtbank ingestelde beroep te laat van gronden heeft voorzien, zodat het beroep om die reden niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Appellante 2 heeft bij brief van 2 december 2014 beroep ingesteld tegen het besluit van 23 oktober 2014. Dit beroepschrift bevat geen gronden, wel is aanvulling van gronden en een deskundigenrapport in het vooruitzicht gesteld.
De rechtbank heeft appellante 2 bij brief van 5 december 2014 een termijn van vier weken gegeven voor het alsnog indienen van de gronden. Bij brief van 23 december 2014, bij de rechtbank ingekomen op 24 december 2014, heeft appellante 2 een deskundigenrapport van 17 december 2014 overgelegd, plus aanvullende gronden. Appellante stelt dat de aangevoerde gronden buiten beschouwing moeten blijven omdat deze een uitbreiding vormen tot een niet eerder in beroep aangevochten besluitonderdeel.
Rechtsvraag
Is het indienen van nieuwe beroepsgronden later dan drie weken nadat het verzoek is verzonden in strijd met de goede procesorde en is er tevens sprake van uitbreiding van het beroep?
ABRvS
De Afdeling oordeelt van niet. Het beroep dat is aangevoerd had mede betrekking op de omgevingsvergunning waar het in eerste instantie ging. Wat betreft strijd met goede procesorde geldt het uitgangspunt dat het indienen van nieuwe beroepsgronden later dan drie weken nadat het verzoek is verzonden, geacht wordt in strijd te zijn met de goede procesorde. Dit wordt gedaan om te verzekeren dat beroepsgronden tijdig bekend zijn. Louter processuele beroepsgronden vormen hier een uitzondering op. In deze casus ging het om louter processuele beroepsgronden, waardoor het niet in strijd was met de goede procesorde.