Bestuursrecht – Nieuwe gronden na beroepstermijn ECLI:NL:RVS:2012:BV7286

  • Datum: 29 februari 2012

  • Rechtbankniveau: ABRvS

  • Rechtsgebied: Bestuursrecht

  • Wetsartikelen: Art. 6:6 Awb

Casus

Het college van gedeputeerde staten van Zeeland heeft, bij besluit van 31 augustus 2010, een vergunning op grond van art. 8.4 lid 1 Wet Milieubeheer verleend aan BV VZT. Dit besluit is ter inzage gelegd. Vervolgens wordt tegen dit besluit beroep ingesteld door CdMR. Als gevolg hiervan heeft de StAB (Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening) een deskundigenbericht uitgebracht. Hiertoe hebben CdMR en VZT hun zienswijzen naar voren gebracht. Ook voert CdMR nog een nieuwe beroepsgrond aan nadat het deskundigenbericht is uitgebracht inhoudende dat er een luchtkwaliteitsbeoordeling plaats had moeten vinden.

Rechtsvraag

Moeten gronden die na afloop van de beroepstermijn en na de termijn van 6:6 Awb zijn ingediend worden meegenomen in de uitspraak?

ABRvS

Behalve in geschillen waar de wet anders bepaalt, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn (of de termijn van art. 6:6 Awb) nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt wel begrensd door de goede procesorde. Bepalend hiervoor is de reden waarom de beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, of er de mogelijkheid is voor de wederpartij om te reageren en de processuele belangen. Als uitgangspunt geldt dat het indienen van nieuwe beroepsgronden later dan drie weken nadat dit verzoek is verzonden in strijd met de goede procesorde wordt geacht. Voor beroepsgronden die enkel processueel zijn, geldt dit uitgangspunt niet.

In dit geval is de nieuwe grond pas ingediend na het deskundigenbericht, waardoor de deskundige hier niet op heeft kunnen reageren in zijn rapport. Het indienen van de nieuwe gronden is daarom in dit geval in strijd met de goede procesorde.