Bestuursrecht – Dakterras Amsterdam ECLI:NL:RVS:2019:1694

  • Datum: 29 mei 2019

  • Rechtbankniveau: ABRvS

  • Rechtsgebied: Bestuursrecht

  • Wetsartikelen: Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

De feiten

Een Amsterdamse inwoner moest van de gemeente Amsterdam een dakterras van haar huis verwijderen, omdat zij daar geen vergunning voor had. Zou zij dat niet doen, dan moest zij een dwangsom betalen. Volgens de vrouw hebben de bouwinspecteur en andere ambtenaren destijds echter toegezegd dat er geen vergunning voor het dakterras nodig was en dat zij ongemoeid zou worden gelaten.

Rechtsvraag

Mocht de vrouw hierop gerechtvaardigd vertrouwen?

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

Er moeten drie stappen worden doorlopen als men in onder meer het omgevingsrecht een beroep doet op het vertrouwensbeginsel. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Het gaat er hier om of die uitlating of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet volgens de Afdeling de vraag worden beantwoord of de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. De derde stap is de belangenafweging. Hierbij moet er worden gekeken wat de betekenis is van het gewekte vertrouwen bij de uitoefening van de betreffende bestuursbevoegdheid.

Hoewel het vertrouwensbeginsel niet zover strekt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd, had het gemeentebestuur ‘in redelijkheid van handhaving af moeten zien’. Het dakterras is er namelijk al 25 jaar, het gemeentebestuur ging niet eerder tot handhaving over terwijl het wel van het dakterras wist, er is niet gebleken van klachten van omwonenden en bovendien zijn er ook op de naastgelegen panden dakterrassen aanwezig.