Bestuursrecht – Asha/Amersfoort ECLI:NL:HR:2008:BC0256
Datum: 28 maart 2008
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Bestuursrecht
Wetsartikelen: /
Casus
Horecabedrijf Asha exploiteert een snackbar in het centrum van de stad. Door grootschalige herinrichtingswerkzaamheden in het stadshart stelt Asha dat ze onafgebroken en onevenredig groot nadeel heeft ondervonden aan deze werkzaamheden. De gemeente heeft volgens Asha geen rekening gehouden met de snackbar en elk verzoek tot compensatie is geweigerd. Asha heeft de Gemeente Amersfoort gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en een vordering ingesteld. Ze vordert een veroordeling van de gemeente tot vergoeding van de door Asha geleden schade over een periode van vier jaar. De gemeente heeft de vordering bestreden. Op 16 oktober 2002 wijst de rechtbank tussenvonnis en bij het eindvonnis van 15 oktober 2003 veroordeelt de rechtbank de gemeente tot het betalen van een bedrag van 197.485,15 EUR aan Asha. De gemeente stelt tegen beide vonnissen hoger beroep in bij het Gerechtshof Amsterdam.
Rechtsvraag
Wie is er bevoegd om te oordelen over de vraag of er schade moet worden vergoed die is geleden door een publiekrechtelijk, rechtmatig genomen besluit?
Hoge Raad
De Hoge Raad moet oordelen over de vraag of het hof terecht heeft geoordeeld dat Asha niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, nu deze vordering is gebaseerd op twee grondslagen. Ten eerste zijn de werkzaamheden (en de daaraan ten grondslag liggende besluiten) rechtmatig en is de schade dus ontstaan door rechtmatige uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden. De besluiten ten grondslag aan de werkzaamheden hebben daardoor formele rechtskracht gekregen. Ten tweede is Asha door die besluiten wel onevenredig in haar belangen geschaad.
Het feit dat de betrokken besluiten formele rechtskracht hebben, zorgt ervoor dat ervan moet worden uitgegaan dat ze niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Nu er dus geen sprake is van onevenredige schade, betekent dit dat de schade niet in de weg stond aan het nemen van een rechtmatig besluit. Er moet dus worden uitgegaan van het feit dat er een bestuurlijke rechtsgang tegen dit besluit openstond. Asha heeft een verzoek tot nadeelcompensatie ingediend. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard door de gemeente, maar hiertegen heeft Asha geen beroep ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de taakverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter hier in het geding is. Deze taakverdeling brengt mee dat de burgerlijke rechter het oordeel of een belanghebbende recht heeft op vergoeding van schade die is geleden door een besluit, moet overlaten aan de bestuursrechter. Asha moest dus niet-ontvankelijk worden verklaard.
Rechtsregel
In het onderhavige geval was voor de vordering een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang die open stond. Tegen het niet-ontvankelijk verklaarde verzoek tot nadeelcompensatie is geen beroep ingesteld. De taakverdeling van de burgerlijke rechter en bestuursrechter brengt hier met zich mee dat de burgerlijke rechter het oordeel op schadevergoeding moet overlaten aan de bestuursrechter.