Bestuursrecht – Amsterdam/Geschiere ECLI:NL:HR:2009:BH7845

  • Datum: 5 juni 2009

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Bestuursrecht

  • Wetsartikelen: Art. 3:13 Bw

Feiten

Het bevoegde bestuursorgaan van de gemeente Amsterdam had een publiekrechtelijke vergunning verleend tot het innemen van een standplaats op een locatie waarvan de gemeente eigenaar was. De gemeente weigerde vervolgens de privaatrechtelijke toestemming voor het betreffende bijzonder gebruik. De gemeente stelde belang te hebben bij de mogelijkheid van onbelemmerde uitgifte in erfpacht van het terrein in de toekomst en bij blijvende beschikbaarheid van het aantal parkeerplaatsen.

Rechtsvraag

Levert de weigering van de privaatrechtelijke toestemming van het bijzonder gebruik misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) op nu hetzelfde publiekrechtelijke vergunning voor het innemen van de standplaats heeft verleend?

Oordeel Hoge Rechter

De Hoge Raad stelde dat de gemeente als uitgangspunt diende te nemen dat de vergunninghouder door de verlening van de vergunning gerechtigd was tot het gebruik van de locatie overeenkomstig de vergunning. Daarom leverde een weigering door de gemeente van die toestemming misbruik van bevoegdheid op. Geen sprake van sprake misbruik van bevoegdheid zou bestaan indien sprake was van zo zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen dat gebruik, dat niet gezegd kon worden dat de gemeente wegens onevenredigheid tussen haar belang bij weigering en het belang van de vergunninghouder, niet tot die weigering had kunnen komen.

Rechtsregel

De overheidseigenaar welke tevens vergunningverlener is dient, indien het de vergunning verleent, de vergunninghouder ook de privaatrechtelijke toestemming te geven tot het gebruik overeenkomstig de vergunning. Een weigering levert in beginsel misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) op.