Privaatrecht – Bergse en Dalse Watertoren I NJ 1936/415
Datum: 13 maart 1936
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: /
Casus
Van Stolk heeft ruzie met zijn buurman Van der Goes over een voetpad. Van Stolk wil zijn buurman dwingen tot toegeven door een spandoek op te hangen in de tuin. Hierdoor wordt het uitzicht van zijn buurman verpest. Van Goes vordert het weghalen van het spandoek en wordt in z’n gelijk gesteld: Van Stolk maakt misbruik van zijn bevoegdheid als eigenaar. Vervolgens laat Van Stolk een watertoren op de plaats van het spandoek plaatsen. Deze watertoren laat hij niet aansluiten op een waterleiding. Volgens de rechter was ook hier van misbruik van bevoegdheid. Van Stolk laat daarna de watertoren toch aansluiten en zegt dat hij het water gebruikt voor zijn moestuin. Het hof oordeelt echter dat Van Stolk de watertoren net zo goed ergens anders had kunnen plaatsen op zijn land. Er is wederom sprake van misbruik van eigendomsrecht: hij heeft geen redelijk belang om de toren exact op die plaats te zetten.
Rechtsvraag
Is inderdaad sprake van misbruik van eigendomsrecht?
Overweging
De Hoge Raad oordeelt dat als de watertoren op verschillende plaatsen had kunnen staan in principe niet de plaats gekozen hoeft te worden die het minste nadeel aan derden toebrengt. Hierna verwijst de Hoge Raad de zaak weer naar het hof.
Rechtsregel
Als een object op meerdere plaatsen kan staan op een eigendom, hoeft niet de plaats gekozen te worden die het minste nadeel toebrengt aan derde; er is niet per definitie sprake van misbruik van eigendomsrecht.