Strafrecht – Pakezel, NJ 2011 410
Datum: 29 maart 2011
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 359 lid 2 Sv
Casus
In eerste aanleg was verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens het aanwezig hebben en vervoeren/smokkelen van drugs, hetgeen verboden is onder de Opiumwet. Met de hoogte van de straf (37 maanden detentie) kon verdachte zich niet vereenzelvigen. In het appel wordt daarom ook het verweer gevoerd dat de strafoplegging lager zou moeten zijn in verband met het feit er slechts sprake is van een voorwaardelijke vorm van opzet. De verdachte zou namelijk in financiële schulden hebben gezeten, waardoor hij geen andere keus had dan te handelen hoe hij heeft gehandeld. Tevens voert de verdediging aan dat het hier om een first offender gaat. Conform de toelichting bij de LOVS-richtlijn dient verdachte op grond van al deze omstandigheden onder de rubriek pakezel te worden geschaard, waardoor zijn straftoemeting verlaagd zou behoren te worden. Het hof ziet in hoger beroep echter geen reden om af te wijken van de standaard-categorie in het kader van de LOVS-richtlijn en veroordeeld de verdachte dus ook conform deze categorie. De redenen voor dit afwijkende oordeel van het hof ten aanzien van het standpunt van de verdediging worden niet in het bijzonder opgegeven.
Rechtsvraag
In hoeverre dient de rechter aangevoerde standpunten van de verdediging omtrent de oriëntatiepunten uit de LOVS-richtlijn in aanmerking te nemen en haar afwijkende oordeel hieromtrent te motiveren in het kader van art. 359 lid 2 Sv?
Lagere rechters
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is verdachte veroordeeld voor een gevangenisstraf conform de standaard-categorie uit de LOVS-richtlijn. Beide feitenrechters zagen geen reden om verdachte te behandelen als iemand die in de pakezel-categorie valt. Verdachte is het hier echter niet mee eens en besluit in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.
Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat de LOVS-richtlijn oriëntatiepunten bevat over de straftoemeting inzake drugskoeriers. In het kader hiervan worden drie categorieën daders onderscheiden. Twee daarvan zijn in deze casus van belang: de categorie pakezel en de categorie standaard.
Iemand valt onder de categorie pakezel als er sprake is van een complex van factoren waardoor iemand ertoe is gebracht om drugs te smokkelen, maar degene op zich niet als crimineel kan worden aangemerkt. Hierbij speelt onder andere armoede een rol, eventuele persoonlijke sociale omstandigheden of overwicht van de organisatie die hem tot het smokkelen van drugs toe heeft gezet. Onder de standaard-categorie vallen daders die minder aanvaardbare en begrijpelijke redenen hebben voor hun gedrag. Hierbij is er meestal geen sprake van ernstige financiële problemen, blijkt soms van eigen initiatief van de dader en wordt het geld dat met de drugssmokkel wordt verdiend onder andere gebruikt om luxe schulden af te kunnen lossen en niet om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Deze oriëntatiepunten zijn volgens de Hoge Raad echter niet aan te merken als recht in de zin van art. 79 Wet RO. De Hoge Raad vindt dat de verdediging, door aan te voeren dat verdachte kan worden aangemerkt als iemand die buiten zijn schuld om in armoede verkeert en dus onder de pakezel-categorie in het kader van de LOVS-richtlijn valt, een standpunt heeft ingenomen dat van argumenten geschraagd is en is voorzien van een ondubbelzinnige conclusie. Nu dit standpunt voor het hof naar voren is gebracht en zij hiervan is afgeweken zonder de redenen op te hebben gegeven die tot deze afwijking zouden hebben geleid, heeft zij in strijd gehandeld met art. 359 lid 2 Sv. Het middel is dus terecht voorgesteld door de verdediging.