Strafrecht – Buzadji tegen Moldavië, appel. Nr. 23755/07
Datum: 5 juli 2016
Rechtbankniveau: EHRM
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: /
Casus
Buzadji werd verdacht van grootschalige verduistering. Dit werd later aangevuld met andere feiten die door het EHRM werden omschreven als ‘abusing his position and overstepping his duties’. Op verdenking van verduistering werd Buzadji, bijna een jaar nadat het opsporingsonderzoek gestart was, op 2 mei 2007 gearresteerd en op 5 mei 2007 formeel in staat van beschuldiging gesteld. De voorlopige hechtenis werd vervolgens bevolen en meermaals verlengd. De voorlopige hechtenis liep uiteindelijk tot 12 maart 2008. Gedurende die tijd werd de voorlopige hechtenis deels geëffectueerd in de vorm van huisarrest. Voor de feiten waarvoor Buzadji voorlopig gehecht was geweest, werd hij op 9 juni 2011 vrijgesproken. Buzadji werd in zijn zaak slechts veroordeeld ter zake het illegaal verkopen van vloeibaar gas en wel tot een geldboete van omgerekend € 1000,-.
Rechtsvraag
Is de periode van voorlopige hechtenis voor Buzadji redelijk?
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De vraag of een periode in voorlopige hechtenis redelijk is, kan niet in abstracto worden beoordeeld. Of het redelijk is dat een beschuldigde in hechtenis blijft, moet worden beoordeeld op basis van de feiten van het geval en van de specifieke kenmerken ervan. Iemand in hechtenis houden kan in een bepaald geval alleen gerechtvaardigd zijn als er daadwerkelijk aanwijzingen zijn voor een vereiste van openbaar belang dat, ondanks het vermoeden van onschuld, opweegt tegen de regel van eerbiediging van individuele vrijheid uit art. 5 EVRM. In het bijzonder met betrekking tot het risico van onderduiken, moet aandacht worden besteed aan het karakter van de betrokken persoon, zijn of haar moraal, vermogen, banden met de staat waar hij wordt vervolgd en de internationale contacten van de persoon.