Strafrecht – Mensensmokkel ECLI:NL:HR:2017:888
Datum: 16 mei 2017
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 197a lid 1 Sr.
Casus
De verdachte wordt schuldig bevonden aan het medeplegen van mensensmokkel, omdat hij samen met een ander twee vreemdelingen heeft geholpen het land in te komen en door te reizen. Dit is strafbaar op grond van art. 197a lid 1 Sr. De verdachte doet een beroep op niet-strafbaarheid omdat hij naar eigen zeggen handelde op ideële en humanitaire gronden en er dus sprake was van psychische overmacht.
Rechtsvraag
Is hier ook daadwerkelijk sprake van overmacht?
Hoge Raad
Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van overmacht. De Hoge Raad zegt echter dat op basis van de wetsgeschiedenis van art. 197a Sr kan worden gesteld dat humanitaire overwegingen aanleiding kunnen vormen voor straffeloosheid. Wanneer men handelt naar dergelijke overwegingen, kan dit de strafbaarheid van een feit in de weg staan. Er is dan sprake van een strafuitsluitingsgrond als noodtoestand of psychische overmacht.