Strafrecht – Rechtstreekse schade benadeelde partij ECLI:NL:HR:2019:793

  • Datum: 28 mei 2019

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 51f Sv

Casus

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij een hennepkwekerij in een pand heeft gehad, waardoor er schade is ontstaan aan het pand. De benadeelde partij dient een vordering in ter schadevergoeding van 28.304,72 euro. Ter verdediging is door de raadsman van de verdachte aangevoerd dat door de hoogte van het gevorderde bedrag, de politierechter niet bevoegd is om over de aanvraag voor schadevergoeding te beschikken. De civiele rechter zal over de aanvraag tot schadevergoeding dienen te beschikken. Er dient nader onderzoek gedaan te worden naar de schade die is ontstaan. Verder argumenteert de raadsman van de verdachte dat er lukrake bedragen werden opgesomd. Dit vermoeden wordt versterkt omdat er geen bonnen zijn geleverd, noch een onderbouwing door de politie betreffende gevolgschade en de kosten van de inspectie.

Inhoud arrest

art. 51f Sv bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van die schade. Verder kan de rechter ambtshalve de in art. 36f, eerste lid, Sr bedoelde schadevergoedingsmaatregel opleggen indien en zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Ten slotte ziet art. 361, derde lid, Sv erop toe dat vorderingen die naar oordeel van de rechter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, niet-ontvankelijk (of ten dele niet-ontvankelijk) worden verklaard en dat het gedeelte dat niet-ontvankelijk is verklaard slechts aangebracht kan worden bij de burgerlijke rechter.

Hoge Raad

In de kern klaagt het middel dat de toewijzing door het Hof van een aantal in de door de aanklager aangevoerde schadeposten onbegrijpelijk is omdat het slechts schattingen betreft. De benadeelde partij heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de desbetreffende schadeposten zien op schade aan de woning van de verdachte, welke schade het gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, kort gezegd het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in die woning alsmede beschadiging van die, door de verdachte gehuurde, woning. Verder heeft de benadeelde partij zijn vordering onderbouwd door erop te wijzen dat de kosten schade aan de woning voor een deel nog niet is hersteld en dat de daarvoor nog te maken kosten zijn geschat. gelet hierop is het oordeel van het Hof dat de omstandigheid dat deze kosten zijn geschat niet aan toewijzing van die kosten in de weg staat, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.