Strafrecht – Özturk tegen Duitsland AA 1985, 145

  • Datum: 21 februari 1984

  • Rechtbankniveau: EHRM

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 6 EVRM

Casus

In deze zaak ging het om een Turkse man die met zijn auto tegen een andere stilstaande auto was gebotst. Hiervoor kreeg hij een boete, die hem werd uitgevaardigd door middel van een beschikking. Meneer Özturk was het niet eens met de hoogte van de boete en ging hier daarom tegen in verzet. Omdat meneer Özturk geen Duits sprak, werd hem een tolk toegewezen. Meneer Özturk werd vervolgens door de rechter gehoord met behulp van deze tolk. De rechter maakte meneer Özturk duidelijk dat het botsen tegen een stilstaande auto een boete van dergelijke hoogte opleverde die hij gewoon verplicht was te betalen. Uiteindelijk begreep meneer Özturk de stand van zaken en besloot zijn verzet in te trekken. De kosten voor de tolk die door hem was gebruikt kwamen echter wel voor zijn rekening. Hier was meneer Özturk het niet mee eens en stapte wederom naar de rechter. Is de verplichting tot het betalen van de kosten voor een tolk die nodig is om te kunnen participeren in de openbare behandeling bij de rechter verenigbaar met art. 6 EVRM? Om aanspraak te kunnen maken op de rechten uit art. 6 EVRM moet er wel sprake zijn van een criminal charge. Hier was de boete aan meneer Özturk echter door middel van een administratieve beschikking aan hem uitgevaardigd.

Rechtsvraag

Zijn administratieve beschikkingen ook aan te merken als een criminal charge in de zin van art. 6 EVRM?

Lagere rechters

De lagere rechters bogen zich in deze zaak over de materiële kwesties: moest meneer Özturk de boete vanwege het botsen tegen de stilstaande auto betalen en diende hij zelf de kosten voor de tolk voor zijn rekening te nemen? Toen meneer Özturk het niet met de beslissingen van de lagere Duitse rechters eens bleek te zijn, stapte hij naar het EHRM. Volgens meneer Özturk was het in strijd met art. 6 EVRM als hij zelf de rekening voor de tolk zou moeten betalen. Omdat het hier ging om een administratieve beschikking en niet om een boete van strafrechtelijke aard rees de vraag of dit ook aan te merken valt als een criminal charge in de zin van art. 6 EVRM. Over deze vraag boog het EHRM zich.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het EHRM overweegt ten eerste dat onder de betekenis van een criminal charge in de zin van art. 6 EVRM niet alleen strafrechtelijke vervolging valt. Een bestuursrechtelijke variant van een bepaalde vorm van vervolging, zoals het uitgeven van boetebeschikkingen, betekent niet dat de waarborgen van art. 6 EVRM niet langer gelden. Een criminal charge in de zin van het EVRM heeft namelijk een eigen autonome betekenis. De nationale toepassingen ervan kunnen de toepasselijkheid van art. 6 EVRM dus niet zomaar uitsluiten. Volgens het EHRM dient er te worden gekeken naar het karakter van de overtreding en de aard en zwaarte van de straf die wordt opgelegd. Een criminal charge in de zin van art. 6 EVRM wordt dus bepaald aan de hand van objectieve criteria en niet aan de hand van nationale invullingen ervan.