Strafrecht – Overzichtsarrest medeplegen ECLI:NL:HR:2014:3474

  • Datum: 2 december 2014

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Feiten

De verdachte had twee balletjespistolen geleverd aan twee medeverdachten. De medeverdachten hebben toen aan de verdachte verteld dat zij van plan waren om met de balletjespistolen iemand te gaan beroven. In eerste instantie heeft de verdachte gezegd dat hij hier niet aan mee wilde werken, maar later heeft hij toch ingestemd. Op een zekere avond zijn de verdachten op scooters rondjes gaan rijden. Ze besloten twee jongens op een bankje te beroven. De twee medeverdachten hebben de jongens met de balletjespistolen bedreigd en goederen van hen weggenomen. De verdachte stond toen op ongeveer vijf meter afstand bij de scooters te wachten.

Rechtsvraag

Kan de verdachte in casus worden veroordeeld voor medeplegen?

Oordeel lagere rechters

Het Hof heeft overwogen dat voor medeplegen van een strafbaar feit vereist is dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het feit. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het strafbare feit een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. De verdachte heeft zich volgens het Hof op geen enkele wijze gedistantieerd en door zijn aanwezigheid heeft de verdachte de dreiging versterkt die van de overvallers uitging. Daarom is het Hof van oordeel dat er tussen de verdachte en zijn mededaders sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking dat de verdachte als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt.

Oordeel Hoge Raad

De vraag wanneer er sprake is geweest van zo nauw en bewust handelen dat van medeplegen kan worden gesproken, kan niet in algemene zin beantwoord worden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Er kunnen dus geen algemene regels worden gegeven door de Hoge Raad, maar wel enkele aandachtspunten. Ten eerste moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn geweest.

Het probleem ontstaat volgens de Hoge Raad vooral wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht). Wanneer de rechter in zo’n geval toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, moet de rechter dat medeplegen nauwkeurig motiveren. De rechter kan rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt.

De Hoge Raad zegt ook dat de bijdrage van de medepleger in de regel wordt geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit. Echter, de bijdrage kan ook worden geleverd door gedragingen voor en/of na het strafbare feit. In zulke afwijkende situaties moet extra aandacht worden besteed aan de vraag of er wel zo nauw en bewust is samengewerkt dat er sprake is van medeplegen. Dit geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Het ontbreken van een rol in de uitvoering van het delict of een geringe rol hierbij, zal moeten worden gecompenseerd door een grotere rol in de voorbereiding. Tot slot adviseert de Hoge Raad aan het OM meerdere deelnemingsvormen in de tenlastelegging op te nemen.