Strafrecht – Onderbouwd standpunt en responsieplicht NJ 2006, 393

  • Datum: 11 april 2006

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Art. 359 lid 2 Sv

Casus

De verdachte wordt in dit arrest veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van art. 3 aanhef en onder b Opiumwet. Hij wordt veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf waarvan vijf voorwaardelijk. Hij is van mening dat het hof de bewezenverklaring niet voldoende heeft gemotiveerd. Althans dat het hof niet heeft gerespondeerd op het verweer dat dit geen criminele organisatie was. Dit ziet op art. 359 lid 2 Sv.

Rechtsvraag

Is de motivering in dit geval voldoende als we kijken naar art. 359 lid 2 Sv?

Lagere rechter

Er moet uitdrukkelijk worden beslist in het vonnis op grond van art. 358 lid 3 Sv. Die beslissing moet worden gemotiveerd op grond van art. 359 lid 2 Sv. Het OM heeft in dit geval een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen. Dit heeft tot gevolg dat de rechter moet motiveren waarom hij hiervan afwijkt. Dit is niet gedaan, dus is er sprake van een onjuiste toepassing van art. 359 lid 2 Sv.

Hoge Raad

Er is sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, wanneer aan deze eisen zijn voldaan:

  Duidelijk;
  Door of namens de verdachte naar voren gebracht;
  Beargumenteerd;
  Ondubbelzinnig;
  Ten aanzien van de rechter.

In dat geval moet de rechter op grond van art. 359 lid 2 Sv zijn beslissing motiveren.

Rechtsregel

Voor de motiveringsplicht geldt dat indien een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt niet wordt aangenomen, deze afwijking dient te worden gemotiveerd. De motiveringsplicht geldt niet als niet aanzienlijk wordt afgeweken van dit standpunt. De plicht is qua omvang afhankelijk van de aard van het onderwerp en de mate van afwijking. Bij afwijking dient niet op ieder detail van het standpunt te worden ingegaan.