Strafrecht – Hulpje in de loop, NJ 2007 134

  • Datum: 29 augustus 2006

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

De verdachte in deze zaak werd in hoger beroep veroordeeld ter zake van diefstal met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. In het arrest van het hof werd als bewijsmiddel opgenomen dat verdachte een diepe stem en een getekend gezicht had, wat werd gebaseerd op de eigen waarneming van het hof. Uit de aanvulling op het arrest blijkt dat het hof dit laatste niet tijdens noch na afloop van de terechtzitting had geconstateerd. Het hof had deze eigen waarneming opgedaan terwijl het onderzoek ter terechtzitting reeds gesloten was. De waarneming viel dus geheel buiten het verband van de terechtzitting. Verdachte is het hier niet mee eens en stapt naar het EHRM wegens schending van art. 6 EVRM.

Rechtsvraag

Kon deze eigen waarneming van de rechter als wettig bewijsmiddel dienen voor veroordeling van de verdachte nu deze buiten het verband van de terechtzitting plaats heeft gevonden?

Lagere rechters

De lagere rechters bogen zich in deze casus over het materiële geding, namelijk over de vraag of verdachte zich had schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep werd verdachte voor dit feit veroordeeld. Verdachte is het echter niet eens met de werkwijze van het hof in hoger beroep, nu zij haar eigen waarneming als bewijsmiddel gebruikt ondanks het feit dat dit buiten het verband van het onderzoek van terechtzitting werd opgedaan. De verdachte klaagt bij het EHRM daarom over schending van art. 6 EVRM.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het EHRM is het eens met verdachte. Hiertoe wordt overwogen dat al het bewijsmateriaal ter zitting aan de orde moet komen of in elk geval aan de orde dient te worden gesteld. Het is gelet op art. 6 EVRM dan ook niet toegestaan om bewijsmateriaal dat tijdens de zitting niet aan bod is geweest als bewijs te bezigen. In deze zaak werd het voor de verdediging onmogelijk gemaakt om kennis te nemen van de eigen waarneming van het hof. Hiertegen kon dus ook geen discussie worden ingesteld. Om deze reden vindt het EHRM dan ook dat het bezigen van de eigen waarneming van het hof als bewijsmiddel, terwijl het hof deze waarneming heeft opgedaan na sluiting van het onderzoek, in strijd is met het recht. Het arrest van het hof kan dus ook niet in stand worden gehouden.