Strafrecht – Cabral/Nederland ECLI:CE:ECHR:2018:0828JUD003761710

  • Datum: 28 augustus 2018

  • Rechtbankniveau: Europees Hof voor de Rechten van de Mens

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: Artikel 6 lid 1 en 3 EVRM

Casus

Een man (Cabral) met Nederlandse nationaliteit is in 2006 veroordeeld voor een straatroof en drie supermarktovervallen. De handlanger van Cabral werd opgeroepen als getuige en had tegen de politie een belastende verklaring afgelegd jegens Cabral met betrekking tot de vier delicten. Tijdens de rechtszaak weigerde de handlanger echter om te getuigen over de gepleegde delicten en verklaarde hij hierbij dat hij van anderen te horen had gekregen dat Cabral niet bij de drie supermarktovervallen betrokken was geweest. De handlanger werd meineed ten laste gelegd. In hoger beroep weigerde de handlanger nog steeds om ook maar iets los te laten over de eerdere verklaring of om een nieuwe verklaring af te leggen. Het gerechtshof besloot vervolgens om de veroordeling jegens Cabral in stand te houden. Cabral ging daarna in hoger beroep en stelde dat zijn recht op een eerlijk proces geschonden was, omdat hij in hoger beroep geen vragen meer had kunnen stellen aan de handlanger over zijn verklaringen. De Hoge Raad verwierp vervolgens dat beroep, omdat de weigering tot beantwoording van vragen over de eerdere verklaring geen reden genoeg was voor de Hoge Raad om deze verklaring niet als bewijs toe te laten. Op 25 juni 2010 dient Cabral een verzoekschrift in bij het EHRM.

Rechtsvraag

Is een veroordeling gebaseerd op een verklaring (die een getuige slechts tegen de politie heeft afgelegd en) waar de verdachte geen verdere vragen over heeft gesteld, in strijd met een eerlijke behandeling op grond van artikel 6 lid 3 EVRM?

EHRM

Het hof stelt allereerst vast of de veroordeling uitsluitend gebaseerd is op de eerder afgelegde verklaring van de handlanger jegens de politie. Dit is het geval. Er zijn geen andere mogelijkheden om de geloofwaardigheid van de verklaring van de handlanger te toetsen en dus komt het hof tot het oordeel dat er sprake is van een schending van artikel 6 lid 1 en 3 EVRM.

Rechtsregel

Als slechts moet worden uitgegaan van een verklaring die later niet meer onderbouwd kan worden of herhaald kan worden en er verder geen andere bewijzen te leveren zijn tegen de verdachte en de verdachte geen vragen kan stellen over de betreffende verklaring, dan is dit niet voldoende om te spreken van een eerlijk proces als de verdachte veroordeeld wordt op basis van deze verklaring.