Privaatrecht – DSM/Fox ECLI:NL:HR:2004:AO1427

  • Datum: 20 februari 2004

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

De verweerder is in april 1954 in dienst getreden bij Staatsmijnen N.V. (Staatsmijnen). De NV was de rechtsvoorgangster van DSM. In april 1975 heeft er een overgang plaatsgevonden van Staatsmijnen naar DSM. Met ingang van maart 1977 heeft de verweerder arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van de WAO op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%. Het dienstverband is vervolgens met ingang van 1 november 1978 beëindigd.
De verweerster is na deze beëindiging passief lid geworden van het pensioenfonds DSM-Chemie, hetgeen inhield dat hij zijn pensioen kon blijven opbouwen zonder dat hij premie hoefde af te dragen.

Vanaf 1 november 1978 tot 1 december 1994 is de verweerder werkzaam geweest in WSW-dienstverband. WSW kende tot 1 januari 1990 geen pensioenregeling, waardoor het mogelijk was om aan een Aanvullende Oudedagsvoorziening (AOV) deel te nemen.
De spaarrekening wordt niet aangetast door een eventueel deconfiture van het bedrijf waarbij de spaarder in dienst was. Toen er een pensioenregeling tot stand kwam, kregen de deelnemers de mogelijkheid om het spaarsaldo in het pensioen in te brengen.
De verweerder is per 1 december 1999 pensioengerechtigd. In het kader van de pensioenberekening heeft de verweerder een maximaal pensioen opgebouwd. Daarnaast ontvangt de verweerder een bedrag op grond van de AOV. Een anticumulatiebepaling bepaalt echter dat het bedrag van een elders verkregen pensioen in mindering kan worden gebracht op het verworven pensioen.

De verweerder stelt dat het verworven bedrag op grond van de AOV geen pensioen is en hij vordert derhalve alsnog een maandelijks bedrag van 137,65 gulden per maand.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de verweerder afgewezen. De rechtbank heeft de vorderingen echter alsnog grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft het anti-cumulatiebeding uitgelegd overeenkomstig de doelstelling daarvan; de rechtbank heeft echter gekozen voor een taalkundige uitleg van die bepaling. Het cassatiemiddel is met rechts- en motiveringsklachten tegen die uitleg gericht.

Rechtsvraag

Hoe moet een pensioenreglement worden uitgelegd in de relatie tussen werknemer en pensioenfonds, waarbij de werknemer geen invloed heeft gehad op de bewoordingen van dit reglement?

Hoge Raad

De verweerder heeft de uit de pensioenregeling van DSM voortvloeiende rechten aanvaard, zodat hij heeft te gelden als partij bij de gesloten pensioenovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds (art. 6:254 lid 1 BW). Voor het antwoord op de vraag hoe een pensioenregeling moet worden begrepen, is de toepassing van de Haviltexnorm van belang.

In een aantal arresten heeft de Hoge Raad echter een uitzondering gemaakt op deze redelijke uitleg in het geval het gaat om de uitleg van de bepalingen van een in een cao geformuleerde algemene norm. Voor de uitleg van die bepaling is de betekenis van woorden in beginsel doorslaggevend. Dit wordt in het vervolg aangeduid met de term ‘cao-norm’. De cao-norm is ook toegepast op andere geschriften waarin een overeenkomst of andere regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat deze derden invloed hebben op de inhoud of formulering van de regeling. Verder is de partijbedoeling in de overeenkomst niet kenbaar voor derden, zoals dit het geval is bij een sociaal plan, een cao, een trustakte en bij een obligatielening. Er is echter geen strikt onderscheid te maken tussen de Haviltexnorm en de cao-norm. De twee normen lopen gradueel in elkaar over.

Welke norm (in overwegende mate) moet worden toegepast, moet steeds bezien worden in het licht van alle omstandigheden van het concrete geval, terwijl deze omstandigheden gewaardeerd moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

De rechtbank heeft, door de grammaticale uitleg van de pensioenregeling voorop te stellen, miskend dat er tevens aandacht besteed moest worden aan de omstandigheden van het geval. Slechts niet kenbare bedoelingen van degenen die de bepaling hebben geredigeerd dienen buiten beschouwing te blijven.

De rechtbank had moeten bekijken in welke mate de uitleg van het pensioenfonds past bij het systeem van het pensioenreglement als geheel. De uitleg van de pensioenregeling dient derhalve aan de hand van de Haviltexnorm te geschieden, zij het dat in acht genomen moet worden dat de bedoeling van de contractsluitende partijen niet aan derde kenbaar was. De rechtbank heeft de cao-norm derhalve onjuist toegepast door te oordelen dat de taalkundige uitleg van de regeling doorslaggevend was. De Hoge Raad vernietigt het vonnis.