Bestuursrecht – Inherente afwijkingsbevoegdheid ECLI:NL:RVS:2016:2840

  • Datum: 26 oktober 2016

  • Rechtbankniveau: ABRvS

  • Rechtsgebied: Bestuursrecht

  • Wetsartikelen: Art. 4:84 Awb

Feiten

De burgemeester heeft zijn bevoegdheid ex art. 13b Opiumwet gebruikt om een woning te laten sluiten. De reden hiervoor was de vondst van een grote hoeveelheid XTC-pillen. De sluiting van de woning was in overeenstemming met de beleidsregels van de gemeente. De XTC-pillen waren hier neergelegd door de ex-partner, de vrouwelijke bewoner wist hier niets van af en heeft geen contact meer met haar ex. Zij zou door de sluiting op een zwarte lijst komen waardoor het voor haar niet mogelijk was om op korte termijn een andere woning te vinden, zij woont in de woning met 3 kinderen.

Rechtsvraag

Is er blijk van dermate bijzondere omstandigheden dat de burgemeester gebruik had moeten maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van art. 4:84 Awb?

Oordeel Hoge Rechter

De ABRvS maakt met deze uitspraak een koerswijziging ten aanzien van de inherente afwijkingsbevoegdheid uit art. 4:84 Awb. Anders dan voorheen oordeelt de afdeling dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Voor deze uitspraak gebeurde dit juist wel.
Het bestuursorgaan dient alle omstandigheden te betrekken bij zijn oordeel en te kijken of deze op zichzelf of tezamen in het concrete geval leiden tot onevenredige gevolgen en daarmee tot toepassing van de inherente afwijkingsbevoegdheid.

Rechtsregel

Ook omstandigheden welke in het beleid zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, moeten worden meegewogen om te bepalen of er sprake is van een onredelijk gevolg door bijzondere omstandigheden als bedoeld in 4:84 Awb.