Bestuursrecht – Brummen ECLI:NL:RVS:2003:AI0801
Datum: 6 augustus 2003
Rechtbankniveau: ABRvS
Rechtsgebied: Bestuursrecht
Wetsartikelen: /
Casus
Het college van B&W van gemeente Brummen heeft bij besluit van 2 februari 1999 appellant op straffe van een dwangsom gelast om diverse materialen op zijn perceel voor 17 februari te verwijderen. Appellant maakt hiertegen bezwaar. Bij besluit op het bezwaar verklaart het College dit ongegrond. Wel verlaagt het College de dwangsom. De appellant stelt beroep in. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit op bezwaar. Het college wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
In het nieuwe besluit op bezwaar verklaart het College het bezwaar gedeeltelijk gegrond en het primaire besluit van 2 februari wordt herroepen voor zover de lastgeving betrekking heeft op de aanhanger, de pomp en de kraan. Ten aanzien van de rest wordt het beroep ongegrond verklaard. Ook tegen dit nieuwe besluit op bezwaar stelt appellant beroep in en dit beroep wordt ongegrond verklaard. Vervolgens stelt appellant hoger beroep in bij de Raad van State.
Rechtsvraag
Mag appellant zich beroepen op beroepsgronden die hij al in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd, maar die toen door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen?
ABRvS
Appellant heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen. In die uitspraak ging de rechtbank niet mee in het betoog van appellant waar appellant stelde dat de materialen wel overeenkomstig het bestemmingsplan zouden zijn. Op basis van deze grond was het beroep dus niet gegrond verklaard, dit had andere overwegingen ten grondslag. Vervolgens beroept appellant zich in hoger beroep weer op diezelfde beroepsgrond.
De Afdeling moet echter uitgaan van de juistheid van het eerdere oordeel van de rechtbank, aangezien de rechtbank deze beroepsgrond uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen. Anders zou de Afdeling het gezag van de rechterlijke uitspraak miskennen.
Er zijn twee uitzonderingen op de regel dat beroepsgronden, standpunten van het bestuursorgaan en standpunten van derden door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen, in hoger beroep niet opnieuw aan de orde kunnen komen:
1) Indien er nauwe verwevenheid bestaat tussen de verschillende gronden;
2) Indien de partij geen hoger beroep in kon stellen, omdat hij geen zelfstandig belang had. Dit belang is pas ontstaan doordat de andere partij in hoger beroep is gegaan.
Rechtsregel
Wanneer in de beroepsprocedure tegen een nieuw besluit op bezwaar beroepsgronden worden aangevoerd die door de rechtbank in een eerdere uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen, dan moet de rechter uitgaan van de juistheid van het eerder gegeven oordeel.