Europees recht – EHRM Hutchinson v. The United Kingdom (Levenslang) ECLI:CE:ECHR:2017:0117JUD005759208

  • Datum: 17 januari 2017

  • Rechtbankniveau: Europees Hof voor de Rechten van de Mens

  • Rechtsgebied: Europees recht

  • Wetsartikelen: 3 EVRM

Feiten

Arthur Hutchinson heeft in oktober 1983 ingebroken in een woonhuis. Hij heeft een man, zijn vrouw en zijn volwassen zoon doodgestoken. Daarna heeft hij de dochter meerdere keren verkracht. Hij is schuldig bevonden en werd (in plaats van het aanbevolen minimum van achttien jaar) tot levenslang veroordeeld door de Secretary of State (par. 10 & 11).

Rechtsvraag

Is het opleggen van een levenslange gevangenisstraf aan Hutchinson in strijd met artikel 3 EVRM, gezien het bepaalde in de McLoughlin-uitspraak en de Vinter-uitspraak? (par. 35).

EVRM

Er is geen sprake van een schending van artikel 3 EVRM. De McLoughlin-uitspraak heeft duidelijkheid verschaft over het Britse systeem. Er is geen discrepantie meer tussen theorie en praktijk. De nationale praktijk moet worden ontwikkeld in overeenstemming met de jurisprudentie betreffende artikel 3 EVRM. De primaire verantwoordelijkheid voor het naleven van het EVRM ligt bij de nationale instanties. Het ‘Court of Appeal’ heeft die verantwoordelijkheid ook genomen door de juiste conclusies uit de Vinter-uitspraak te trekken en het nationale recht te verduidelijken. In overeenstemming met artikel 3 EVRM is het mogelijk dat een levenslange gevangenisstraf verminderd wordt (par. 68-70).