Privaatrecht – Gielkens/Gielkens ECLI:HR:1994:ZC1398

  • Datum: 17 juni 1994

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: Art. 3:109 BW en art. 3:119 lid 1 BW

Feiten

De casus gaat over een broer (eiser tot cassatie) en een zus (verweerster in cassatie). De zus heeft een zieke zoon, die ze geregeld bezoekt in het ziekenhuis. Ze heeft geen rijbewijs. Ze koopt een auto die haar broer voor haar gaat houden. De broer gebruikt de auto, maar moet zijn zus in ruil daarvoor af en toe naar het ziekenhuis rijden. Ze krijgen ruzie en de zus vordert de auto op bij haar broer. Die stelt dat hij de auto van haar heeft gekregen en weigert de auto af te geven.

Rechtsvraag

Was hier sprake van een schenking?

Overweging

Het Hof oordeelt dat het niet aannemelijk is om er van uit te gaan dat hier sprake was van zuivere schenking. Er moet volgens het Hof ook worden gekeken naar de bedoeling van de vrouw bij de schenking. Toen de zus en de broer in onmin leefde, wilde de vrouw de auto opeisen. Dit is haar gelukt, aangezien met het oog op de bedoeling van de schenking, er geen sprake was van zuivere schenking en zij dus altijd de eigendom nog heeft gehad van de auto.

Rechtsregel

Wanneer er geen sprake is van zuivere schenking kan het goed worden opgeëist door de eigenaar.

Relevante wetsartikelen

Art. 3:109 BW en art. 3:119 lid 1 BW